ECLI:NL:RBAMS:2019:7859

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2019
Publicatiedatum
23 oktober 2019
Zaaknummer
AMS 19/2121
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoorwaardelijk strafontslag niet evenredig aan de aard en ernst van het plichtsverzuim

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, werkzaam bij de gemeente Amsterdam, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres was sinds 4 maart 1998 in dienst en kreeg op 29 juni 2018 onvoorwaardelijk strafontslag opgelegd wegens ernstig plichtsverzuim. Dit besluit volgde op een eerdere berisping in 2014 voor vergelijkbaar gedrag. Eiseres had zich ziek gemeld na een vakantie in Suriname, maar de rechtbank oordeelde dat het plichtsverzuim aan haar kon worden toegerekend. Eiseres voerde aan dat haar emotionele toestand haar gedrag beïnvloedde, maar de rechtbank vond dat zij niet voldoende bewijs had geleverd om haar verantwoordelijkheid te ontlopen. De rechtbank concludeerde echter dat de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag niet evenredig was aan de ernst van het plichtsverzuim, gezien haar lange staat van dienst en de gevolgen van het ontslag voor haar leven. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het betaalde griffierecht aan eiseres moest worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/2121

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 oktober 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam ] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: [naam ] ).

Procesverloop

Met het besluit van 29 juni 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder met onmiddellijke ingang aan eiseres de disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag opgelegd.
Met het besluit van 28 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Daarnaast zijn namens verweerder verschenen [naam ] , [functie] , en
[naam ] .

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres is sinds 4 maart 1998 werkzaam bij de [naam ] , laatstelijk in de functie [functie] .
2. Met het besluit van 13 juni 2014 is eiseres schriftelijk berispt, omdat zij geen toestemming had gevraagd aan haar leidinggevende om haar verblijf in Suriname te verlengen.
3. Op 30 december 2017 is eiseres op vakantie naar Suriname gegaan. Eiseres heeft in verband met haar vakantie verlof opgenomen tot maandag 19 februari 2018, de dag dat zij volgens afspraak haar normale werkzaamheden bij de gemeente weer zou hervatten.
4. Op 19 februari 2018 heeft eiseres zich bij haar teamleider, de heer [naam ] , ziek gemeld middels een WhatsApp bericht, aangezien zij wegens familieomstandigheden niet in staat was weer aan het werk te gaan. In reactie daarop heeft de leidinggevende eiseres uitgenodigd voor een verantwoordingsgesprek op 22 maart 2018. Na dit gesprek heeft eiseres zich ziek gemeld. Op 23 maart 2018 is eiseres bij de bedrijfsarts geweest, die eiseres arbeidsgeschikt heeft bevonden. Eiseres is vervolgens opgedragen haar werkzaamheden op 30 maart 2018 te hervatten, met de waarschuwing dat in geval van niet verschijnen rechtspositionele maatregelen zullen worden getroffen. Op 29 maart 2018 heeft eiseres zich opnieuw ziek gemeld.
5. Met de brief van 3 april 2018 is eiseres door haar teamleider voor de laatste keer gewaarschuwd in verband met het niet hervatten van haar werkzaamheden. De teamleider draagt haar in die brief op om op 6 april 2018 haar werkzaamheden te hervatten. Doet zij dat niet, dan is zij ongeoorloofd afwezig en zal haar salaris per die datum worden stopgezet. Eiseres heeft hierop gereageerd met een e-mailbericht van 3 april 2018, waarin zij aangeeft dat haar huidige psychische gesteldheid een risico op de werkvloer mee zou kunnen brengen. Met de brief van 5 april 2018 heeft verweerder aan eiseres kenbaar gemaakt dat de laatste hand wordt gelegd aan de besluitvorming met betrekking tot het opleggen van een disciplinaire maatregel wegens plichtsverzuim. De opdracht om op 6 april 2018 de werkzaamheden te hervatten, wordt ingetrokken.
6. Op 13 april 2018 heeft verweerder aan eiseres zijn voornemen kenbaar gemaakt om aan haar de disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag op te leggen. Met die brief heeft verweerder verder besloten eiseres met ingang van 13 april 2018 te schorsen en haar salaris voor één derde gedeelte in te houden. Met de brief van 25 april 2018 heeft eiseres haar zienswijze op het voorgenomen strafontslag gegeven en op 1 juni 2018 heeft een zienswijzegesprek plaatsgevonden.
7. Met het primaire besluit is aan eiseres met onmiddellijke ingang onvoorwaardelijk strafontslag opgelegd wegens ernstig plichtsverzuim. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit heeft verweerder, in overeenstemming met het advies van de bezwaarschriftencommissie van 26 februari 2019, het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Standpunten van partijen(in essentie weergegeven)
8. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de volgende gedragingen van eiseres plichtsverzuim opleveren:
- het op 16 februari 2018 zonder voorafgaand overleg met de leidinggevende en zonder toestemming verlengen van haar verblijf in Suriname van 19 februari 2018 tot
19 maart 2018, terwijl eiseres wist of had kunnen weten dat het resterende verlofsaldo daartoe ontoereikend was;
- het op 19 februari 2018 op oneigenlijke gronden en op onjuiste wijze ziek melden;
- het vooraf, ten tijde van en na terugkomst onvoldoende transparant zijn over de reden van het verlengde verblijf;
- het van 19 februari 2018 tot 22 maart 2018 zonder rechtsgrond geen werkzaamheden verrichten.
Het plichtsverzuim is volgens verweerder ernstig en kan eiseres worden toegerekend.
Onvoorwaardelijk strafontslag is volgens verweerder ook evenredig met de ernst van het plichtsverzuim. Daarbij is meegewogen het feit dat eiseres in 2014 een berisping heeft gekregen in verband met vrijwel dezelfde vorm van plichtsverzuim.
9. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij in een hevige emotionele en mentaal zwakke situatie verkeerde, waardoor het niet reëel is om haar volledig verantwoordelijk te houden voor haar houding en gedrag. De maatregel heeft grote gevolgen en is volgens eiseres onredelijk en buitenproportioneel. Eiseres wijst daarbij op haar lange staat van dienst en goede functioneren bij de [naam ] . Volgens eiseres ligt de huidige situatie anders dan de situatie in 2014.
Het wettelijk kader
10. Op grond van artikel 7.7, tweede lid, aanhef en onder a, van de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA) is de ambtenaar verplicht zich te gedragen volgens de procedures voor ziek- en hersteldmelding, begeleiding ziekteverzuim en Arbo- begeleiding.
11. Op grond van artikel 11.1 van de NRGA volgt de ambtenaar de hem gegeven voorschriften op en behoort hij in het algemeen alles te doen of na te laten wat van een goed ambtenaar wordt verwacht.
12. Op grond van artikel 13.4 van de NRGA kan de ambtenaar worden gestraft als hij zich niet gedraagt overeenkomstig artikel 11.1 en zich daarmee schuldig maakt aan plichtsverzuim.
13. Op grond van artikel 13.6, eerste lid, aanhef en onder f, van de NRGA kan de ambtenaar de straf van ontslag worden opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank
14. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verweerder terecht en op goede gronden het onvoorwaardelijk strafontslag heeft opgelegd.
15. Bij de beoordeling van de vraag of verweerder terecht is overgegaan tot het opleggen van de disciplinaire straf van ontslag is van belang of
a. het plichtsverzuim vaststaat,
b. het plichtsverzuim eiseres is toe te rekenen en
c. de opgelegde straf evenredig is aan de aard en ernst van het gepleegde plichtsverzuim.
Staat het plichtsverzuim vast?
16. Eiseres heeft niet betwist dat zij de verweten gedragingen heeft begaan en er sprake is van ernstig plichtsverzuim. De rechtbank beschouwt dit daarom als vaststaand.
Is het plichtsverzuim eiseres toe te rekenen?
17. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat het hiervoor vastgestelde plichtsverzuim niet aan eiseres kan worden toegerekend. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij zich gedurende haar verblijf in Suriname in een zodanige emotionele en mentaal zwakke situatie bevond, dat zij niet volledig verantwoordelijk kan worden gehouden voor haar houding en gedrag. Het komt voor rekening van eiseres dat zij, zoals zij op de zitting heeft toegelicht, vanwege schaamte ervoor heeft gekozen niet naar een dokter te gaan. Daar komt bij dat de bedrijfsarts eiseres op 23 maart 2018 heeft gezien en heeft geconstateerd dat er geen sprake was van arbeidsongeschiktheid door ziekte of gebrek. De brief van de psycholoog van 25 september 2018 leidt niet tot een ander oordeel. Deze brief zegt niets over het moment van ziekmelding en wat er toen met eiseres aan de hand was.
18. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het plichtsverzuim eiseres kan worden toegerekend. Verweerder was daarom bevoegd om een disciplinaire straf op te leggen.
Is de opgelegde straf evenredig aan de aard en ernst van het gepleegde plichtsverzuim?
19. Eiseres vindt de straf van onvoorwaardelijk ontslag te zwaar. Eiseres wijst erop dat zij reeds 21 jaar in dienst is bij de [naam ] en gedurende die periode altijd naar behoren heeft gefunctioneerd. Het onvoorwaardelijk strafontslag heeft grote gevolgen voor haar sociale en maatschappelijk leven. Ook financieel gezien weet zij niet hoe zij zich moet redden zonder haar baan en zonder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
20. Verweerder heeft naar voren gebracht dat er is gekozen voor onvoorwaardelijk strafontslag, mede gelet op het feit dat eiseres in 2014 is berispt vanwege vrijwel dezelfde vorm van plichtsverzuim en daarnaast de keuze van eiseres om bij haar leidinggevende onwaarachtig te verklaren in plaats van hem tijdig en correct te informeren over wat er aan de hand was. Eiseres heeft volgens verweerder voldoende kansen gekregen om haar gedrag te verbeteren, maar deze kansen onbenut gelaten. Verweerder acht een onvoorwaardelijk strafontslag op zichzelf al niet onevenredig gelet op het geconstateerde plichtsverzuim en al helemaal niet gelet op de bijzondere omstandigheden in dit geval.
21. Hoe zeer ook geldt dat eiseres met haar hiervoor onder rechtsoverweging 8. genoemde gedragingen toerekenbaar plichtsverzuim heeft gepleegd, is de rechtbank, anders dan verweerder, van oordeel dat de opgelegde disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag niet evenredig is aan de aard en ernst van dat plichtsverzuim. De rechtbank neemt daarbij alle omstandigheden van het geval in aanmerking, waaronder de lange staat van dienst van eiseres bij verweerder, de leeftijd van eiseres en haar positie op de arbeidsmarkt en de gevolgen voor eiseres op persoonlijk en financieel vlak.
22. De rechtbank merkt op dat de genoemde gedragingen van eiseres wel een disciplinaire reactie rechtvaardigen. De rechtbank acht een voorwaardelijk strafontslag met een proeftijd passend. Hiermee wordt eiseres duidelijk gemaakt dat haar gedragingen onacceptabel zijn en dat als zij zich wederom schuldig zou maken aan plichtsverzuim het strafontslag tenuitvoergelegd zal worden.
Conclusie en slotopmerkingen
23. Bovenstaande betekent dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit moet worden vernietigd. Verweerder wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
24. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiseres vergoeden.
25. Van proceskosten is niet gebleken. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting toegelicht dat hij eiseres onbaatzuchtig bijstaat. Er is daarom geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van mr. W.H. Bolt, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.