ECLI:NL:RBAMS:2019:7858

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2019
Publicatiedatum
23 oktober 2019
Zaaknummer
7771387 CV EXPL 19-11187
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil tussen Airbnb-huurder en verhuurder over onterechte uitzetting en terugbetaling

In deze zaak heeft een vrouw via Airbnb een appartement in Amsterdam gehuurd van een verhuurder. De huurperiode was van 6 tot en met 9 april 2018, maar op de laatste avond, 8 april 2018, werd de vrouw door de verhuurder uit het appartement gezet. De vrouw vorderde terugbetaling van de huur voor de laatste nacht, omdat zij meende dat de verhuurder onrechtmatig had gehandeld door haar de toegang tot het appartement te ontzeggen. De verhuurder stelde echter dat de vrouw met meer dan twee personen in het appartement verbleef, wat in strijd was met de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de verhuurder gerechtigd was om de vrouw de toegang te ontzeggen, omdat zij de voorwaarden van de huurovereenkomst had geschonden. De rechter wees de vordering van de vrouw af en oordeelde dat zij geen recht had op teruggave van de huur. Daarnaast werd de vrouw veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de verhuurder op nihil werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7771387 CV EXPL 19-11187
vonnis van: 14 oktober 2019

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiseres]

wonende te [woonplaats]
eiseres, nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. P.D. Bosma
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde, nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende stukken maken deel uit van het procesdossier:
  • de dagvaarding van 7 mei 2019 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het instructievonnis;
  • de conclusie van repliek met een productie;
  • de conclusie van dupliek.
Daarna is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1.1.
[eiseres] heeft via de website van Airbnb van [gedaagde] het appartement op de eerste verdieping aan het adres [adres] gehuurd. Ze heeft een reservering gemaakt van 6 april tot en met 9 april 2018.
1.2.
De huur bedroeg € 109,- per nacht, exclusief schoonmaakkosten en kosten van Airbnb. In totaal diende [eiseres] € 423,91 te betalen. Dit bedrag heeft [eiseres] vóór 6 april 2018 betaald.
1.3.
Verder heeft [eiseres] bij [gedaagde] zelf geïnformeerd over parkeermogelijkheden, waarop [gedaagde] heeft aangeboden dat ze een parkeerplaats bij het appartement kon huren voor € 25,- per dag. [eiseres] is daarmee akkoord gegaan.
1.4.
Op de website van Airbnb is bij het appartement van [gedaagde] vermeld:
(..) Bookings are only for 2 guests max!(..) No extra guests or overnight visitors allowed! (..)Verder zijn de zogenaamde Gemiddelde annuleringsvoorwaarden van Airbnb van toepassing op de reservering.
1.5.
Op 6 april 2018 heeft [eiseres] met haar echtgenoot, [naam echtgenoot] , ingecheckt bij [gedaagde] .
1.6.
Op 7 april 2018 in de ochtend trof [gedaagde] de moeder van [eiseres] voor de deur met een tas vol boodschappen. Op de vraag van [gedaagde] waar de moeder verbleef antwoordde zij dat ze in een hotel in Amsterdam verbleef, maar de naam van het hotel kon ze niet noemen. Toen [gedaagde] die avond haar auto aan het uitladen was, zag zij [eiseres] met haar echtgenoot, haar moeder en nog een persoon het appartement binnengaan.
1.7.
De avond van 8 april 2018 zag [gedaagde] dat [eiseres] wederom met deze personen het appartement binnen ging. [gedaagde] is daarna, rond 21:00 uur, naar (de overloop van) het appartement gegaan en trof hen daar. [gedaagde] heeft haar vermoeden geuit dat ze niet met twee maar met vier mensen daar verbleven en heeft duidelijk gemaakt dat dat verboden was. Er is een ruzie ontstaan, waarbij volgens [gedaagde] is gezegd dat de moeder van [eiseres] en diens partner moesten vertrekken. Volgens [eiseres] moesten zij alle vier vertrekken.
1.8.
[gedaagde] heeft verder aan [eiseres] betaling van het parkeergeld (van € 75,-) gevraagd en kreeg van [naam echtgenoot] € 100,-. [gedaagde] heeft daarna haar zwager gebeld, die kort daarop arriveerde.
1.9.
[eiseres] is na de ruzie met de andere gasten in één auto vertrokken en terug naar Duitsland gereden.
1.10.
[eiseres] heeft op 8 april 2018 om 22:14 uur de reservering voor het appartement alsnog geannuleerd.

Het geschil

2. [eiseres] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de huurovereenkomsten gedeeltelijk te ontbinden en voor recht te verklaren dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld, althans dat [eiseres] aan [gedaagde] € 25,- onverschuldigd heeft betaald. Daarnaast vordert [eiseres] dat [gedaagde] veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 159,- aan hoofdsom;
b. € 44,77 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 8 april 2018;
e. de proceskosten.
3. [eiseres] stelt hiertoe, samengevat, dat [gedaagde] haar (en haar familie) de toegang tot het appartement heeft ontzegd, waardoor zij geen woon- en parkeergenot hebben gehad op 8 april en 9 april 2018. [gedaagde] was op 8 april 2018 in verzuim en derhalve was [eiseres] gerechtigd de huurovereenkomsten voor de laatste nacht te ontbinden. Zij heeft daarom recht op terugbetaling van de huur voor de laatste nacht (plus parkeerplaats), te weten € 109,- en € 25,-. Tevens heeft [gedaagde] jegens [eiseres] onrechtmatig gehandeld door geen wisselgeld van € 25,- te betalen. Ondanks aanmaning heeft [gedaagde] niet betaald, zodat zij ook buitengerechtelijke kosten is verschuldigd, aldus [eiseres] .
4. [gedaagde] voert verweer tegen de vordering.
5. De standpunten van partijen komen, voor zover relevant, hierna verder aan de orde.

Beoordeling

6. De overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] is te beschouwen als een huurovereenkomst, waarbij [eiseres] van [gedaagde] (tijdelijk) een deel van het appartement en een parkeerplaats huurde. Het betreft een huurovereenkomst die naar zijn aard van korte duur is.
7. Voldoende vast staat dat [gedaagde] [eiseres] op de avond van 8 april 2018 heeft gemaand te vertrekken. [gedaagde] voert weliswaar aan dat zij slechts de moeder en diens partner heeft gevraagd te gaan, maar dat is gemotiveerd weersproken door [eiseres] en een en ander volgt ook niet uit de door [gedaagde] overgelegde verklaring van haar zwager.
8. Voorts staat vast dat [eiseres] als gevolg daarvan de reservering via Airbnb diezelfde avond heeft geannuleerd. Gelet op de door [gedaagde] gehanteerde annuleringsvoorwaarden was [gedaagde] uit dien hoofde geen restitutie van de betaling verschuldigd, nu niet 24 uur van te voren is geannuleerd. [eiseres] stelt echter dat zij de huurovereenkomst eveneens (gedeeltelijk) heeft ontbonden (ex artikel 6: 265 BW) nu haar het huurgenot voor de laatste nacht werd ontzegd. De vraag is of dat terecht is geweest en of [gedaagde] op grond daarvan de voor die nacht reeds betaalde huur moet terugbetalen.
9. [gedaagde] voert aan dat zij gegronde reden had om [eiseres] de toegang tot het appartement te ontzeggen. Naar aanleiding van bepaalde constateringen op 6, 7 en 8 april 2018, had zij stellig de indruk dat niet alleen [eiseres] en haar echtgenoot in het gehuurde logeerden, maar tevens twee anderen. [gedaagde] maakte dat op uit de vraag naar de hoeveelheid handdoeken in het appartement, het ongebruikelijk lange douchen ’s ochtends, de moeder van [eiseres] die op de ochtend van 7 april 2018 met een tas vol boodschappen voor de deur stond en niet kon vertellen in welk hotel zij verbleef. Voorts heeft [gedaagde] op de avond van 8 april 2018 dezelfde vier personen in het appartement naar binnen zien gaan en geconstateerd, toen zij daar binnenkwam, dat de slaapbank was uitgeklapt, dat daarop een geïmproviseerd dekbed lag en er vier stuks bagage aanwezig waren.
10. [eiseres] heeft deze feiten en omstandigheden, die, zo is terecht betoogd, erop lijken te duiden dat meer dan twee mensen in het appartement verbleven, niet ontkend. Op basis van die feiten heeft [gedaagde] op 8 april 2018 gerechtvaardigd mogen concluderen dat in strijd met de afspraken meer dan twee mensen in het appartement verbleven. Dit geldt te meer nu [eiseres] ook in deze procedure geen geloofwaardige verklaring heeft gegeven voor een en ander.
11. Daarbij komt dat [eiseres] wist dat het maximum aantal gasten twee was en dat extra gasten niet waren toegestaan. In de omschrijving van het door [gedaagde] aangeboden appartement op Airbnb is dat immers duidelijk en ondubbelzinnig weergegeven. Dat [gedaagde] een zwaarwegend belang heeft bij het hanteren van het maximum aantal gasten volgt uit de verder niet weersproken stelling dat overtreding van het aantal gasten tot hoge boetes van de gemeente kan leiden. [eiseres] heeft voorts niet betwist dat een deel van het appartement reeds was verhuurd aan twee gasten en dat volgens de regels van de gemeente Amsterdam de hoofdbewoner maximaal vier slaapplaatsen voor gasten mag hebben.
12. Hoewel het ontzeggen van het (gehele) huurgenot over het algemeen te kwalificeren is als een (te) rigoureuze maatregel en de huurder als gevolg daarvan normaliter een beroep toekomt op (gedeeltelijke) ontbinding van de huurovereenkomst, is het in onderhavig geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [eiseres] daarop een beroep doet. De belangen voor [gedaagde] dat de verplichtingen uit de huurovereenkomst werden nagekomen waren als gezegd groot. Juist de belangrijkste verplichting van het maximum aantal gasten is [eiseres] niet nagekomen, waarbij zij bovendien heeft geprobeerd [gedaagde] voor te liegen. Daarmee heeft [eiseres] het aan zichzelf te wijten dat [gedaagde] haar op de avond van 8 april 2018 de toegang tot het appartement heeft ontzegd.
13. Conclusie is dat [eiseres] geen recht heeft op teruggave van de huur, zodat de vordering op dat punt wordt afgewezen.
14. Ten aanzien van het parkeergeld wordt overwogen dat [eiseres] voor drie dagen (6, 7 en 8 april 2018) € 75,- was verschuldigd. Nu zij € 100,- heeft betaald, dient [gedaagde] in beginsel € 25,- aan [eiseres] te voldoen. [gedaagde] doet echter een beroep op verrekening van dit bedrag met door haar geleden schade als gevolg van het verblijf van vier personen in het appartement in plaats van twee. Deze schade bestaat volgens [gedaagde] uit de door haar gemaakte extra kosten, het extra werk en de kosten van meergebruik van de faciliteiten tijdens het verblijf van [eiseres] . Met deze gemotiveerde en verder niet weersproken toelichting heeft [gedaagde] haar schade voldoende onderbouwd, zodat het beroep op verrekening slaagt. Ook op dit punt wordt de vordering van [eiseres] derhalve afgewezen.
15. [eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot worden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.