ECLI:NL:RBAMS:2019:7848

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2019
Publicatiedatum
22 oktober 2019
Zaaknummer
13-751430-19 RK 19-3020
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot twee vonnissen

Op 22 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft twee vonnissen van de lokale rechtbank in Koszalin. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn onderzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering voor het vonnis van 9 februari 2012 moet worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet persoonlijk aanwezig was bij de behandeling die tot dat vonnis heeft geleid. Dit vonnis wordt beschouwd als een verstekvonnis, waardoor de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet van toepassing is.

Voor het tweede vonnis, dat dateert van 10 september 2014, heeft de rechtbank geoordeeld dat aan de eisen van de Overleveringswet is voldaan en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft de overlevering voor dit vonnis toegestaan, omdat de opgeëiste persoon wel persoonlijk aanwezig was bij de behandeling die tot dit vonnis heeft geleid. De rechtbank heeft ook het beroep op gelijkstelling met een Nederlander afgewezen, omdat de opgeëiste persoon niet heeft aangetoond dat hij gedurende vijf jaar onafgebroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven. De rechtbank heeft de relevante wetsbepalingen genoemd en de beslissing is genomen door de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: : 13/751430-19
RK nummer: 19/3020
Datum uitspraak: 22 oktober 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 17 mei 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 oktober 2018 door
the District Court in Koszalin II Criminal Department, Polen, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] , Polen, op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 oktober 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.W. Wurpel, advocaat te Den Bosch en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van twee voor tenuitvoerlegging vatbare vonnissen, beide gewezen door the Local Court in Koszalin en daterend van respectievelijk 9 februari 2012 (zaaksnummer X K 1458/11) en 10 september 2014 (zaaksnummer X K 1152/13).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van twee vrijheidsstraffen voor de duur van, respectievelijk, acht maanden (X KL 1458/11) en van één jaar en twee maanden (X K 1152/13), door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, Polen.
Van deze straffen resteren volgens het EAB nog, respectievelijk, zeven maanden en 28 dagen
(X KL 1458/11) en één jaar en twee maanden (X K 1152/13).
De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde vonnissen.
XK 1458/11
Dit vonnis betreft het feit zoals dat als volgt is omschreven in onderdeel e) van het EAB:
On 22 October 2011 in Koszalin, against the provisions of the law he was in possession of a psychotropic substance in the form of amphetamine in the amount of 1.387 grams.
X K 1152/13Dit vonnis betreft twee feiten die als volgt zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB
On 4 August 2013 in Koszalin in Zwycięstwa Street, acting together and in collaboration with an established individual, after hitting [naam 1] with his fist against the face and on the head with a beer bottle he participated in assault and battery of the aforesaid person
putting [naam 1] under threat of immediate danger of loss of life or serious bodily
injury, whereas by hitting [naam 1] with a beer bottle on the head he caused bodily
injury in the form of fracture of the left temporal and parietal bone, a brain haematoma in
the left temporal-parietal area, a cut wound of the left nasal area, which violated the
functioning of the victim’s body organs for a period exceeding 7 days by which he acted to the detriment of [naam 1] .
On 15 August 2013 in Koszalin, using inattention of the informant he took with the aim of
appropriation a purse containing an Apple Iphone 5 mobile phone, a Nokia 7373 Nokia
mobile phone, two chargers for mobile phones, a wallet containing money in the amount of
PLN 50, an ID document, a Lloyds credit card, a washbag containing different cosmetics,
Pull&Bear shoes, a set of keys, all worth PLN 1810 to the detriment of [naam 2] and [naam 3]
, parents of the juvenile [naam 4] represented by [naam 5] .
Is de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW aan de orde?
X K 1152/13In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis met zaaksnummer X K 1152/13 heeft geleid.
Met betrekking tot dit vonnis is de weigeringsgrond dan ook niet aan de orde.
X K 1458/11Dit geldt niet zonder meer voor het vonnis met zaaksnummer X K 1458/11.
In het EAB staat onder D:
‘no, the person failed to appear personally at the hearing when the order was given’.
In het EAB onder D 2 staat de volgende toelichting:
the summons with the copy of the indictment against [naam 6] was sent to the sentenced person through postal service to the address indicated as the address for servings. Despite a double notice left at the place of stay he failed to pick up the letter, which according to the Polish criminal procedure is regarded as effective serving. During the first questioning in the case the sentenced person was instructed that if, without providing the court with the new address he changed his place of stay or did not reside under the given address then the correspondence sent to that last known address would be regarded as served.
[naam 6] knew about the ongoing criminal proceedings before the court and about the fact that a sentence would be passed in his case because he had previously agreed its content with the prosecutor as part of the institution of voluntary subjection to punishment (art.335§1of the Code of Criminal Procedure). He was personally instructed about the possibility for such an agreed sentence to be passed in his absence to which he agreed, as well as the rules of appealing to such an order. Due to the mode of passing the sentence (voluntary subjection to punishment) the order is not regarded as in-absentia one.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de overlevering voor de tenuitvoerlegging van het vonnis van 9 februari 2012 met referentienummer X K 1458/11, geweigerd moet worden.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Nadat de opgeëiste persoon met de officier van justitie in Polen een overeenkomst had gesloten met betrekking tot de te verwachten bewezenverklaring en de strafoplegging, is het vonnis gewezen waarbij een Poolse rechter de tussen de officier van justitie en de opgeëiste persoon overeengekomen straf heeft bekrachtigd. De opgeëiste persoon is als verdachte niet in persoon verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot dit vonnis heeft geleid, terwijl de in artikel 12, aanhef, onder a, b en c OLW genoemde omstandigheden zich niet hebben voorgedaan.
In een dergelijke situatie biedt de Poolse wetgeving niet de mogelijkheid een verklaring te verstrekken als bedoeld in artikel 12, aanhef, onder d OLW.
Het is vaste rechtspraak van deze rechtbank en kamer [1] dat een dergelijk vonnis wordt aangemerkt als een verstekvonnis waarop de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is.
Dat de Poolse rechter bij zijn uitspraak de met de officier van justitie gemaakte afspraak heeft gevolgd, doet daar niet aan af.
Een dergelijke overeenkomst levert geen afstand van het recht om ter terechtzitting te verschijnen op.
Met betrekking tot dit vonnis wordt de overlevering geweigerd.
Om die reden zal de rechtbank zich in deze uitspraak verder beperken tot bespreking van het vonnis van
the Local Court in Koszalinvan 10 september 2014, met referentienummer X K 1152/13.
X K 1152/13:

4.Strafbaarheid, feiten waarvoor de toets van dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
  • poging tot zware mishandeling
  • diefstal.
De rechtbank merkt op dat in het EAB onder e II met betrekking tot het tweede feit (beschreven onder E.2.III) staat vermeld dat dit feit naar Pools recht kan worden gekwalificeerd als een ‘
offense against property and against the credibility of documents’, maar van dit laatste is de rechtbank niet gebleken, gelet op de feitsomschrijving in het EAB.

5.Gelijkstellingsverweer

De opgeëiste persoon heeft de Poolse nationaliteit.
De raadsman heeft bepleit dat de opgeëiste persoon gelijk wordt gesteld aan een Nederlands onderdaan en heeft betoogd dat hij recht heeft op een terugkeergarantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid OLW. De raadsman heeft voorafgaand aan de zitting en tijdens de zitting aan de rechtbank stukken overgelegd waaruit kan blijken dat de opgeëiste persoon sinds 2011 werkzaam is in Nederland. Hij is te beschouwen als geworteld in Nederland en heeft zich inmiddels ook ingeschreven in de basisregistratie personen en zijn zorgpremie wordt betaald. De opgeëiste persoon geniet een duurzaam onafgebroken en rechtmatig verblijf in Nederland, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt als volgt.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het verweer niet kan slagen.
Om de vraag te beantwoorden of een opgeëiste persoon op grond van artikel 6, vijfde lid, OLW gelijk kan worden gesteld met een Nederlander overweegt de rechtbank het volgende.
Het is aan de opgeëiste persoon om het beroep op gelijkstelling te onderbouwen en aan te tonen dat hij in de vijf jaar voorafgaand aan de uitspraak van de rechtbank onafgebroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven.
Volgens vaste jurisprudentie van deze rechtbank kan een duurzaam verblijfsrecht als Unieburger met een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd gelijkgesteld worden. Een duurzaam verblijfsrecht behoeft niet te worden aangetoond door overlegging van een document (een bewijs van inschrijving in de basisregistratie personen). Dit kan ook door aan te tonen dat aan de materiële voorwaarden voor een dergelijk verblijfsrecht wordt voldaan.
De opgeëiste persoon is daar naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd.
De rechtbank constateert dat uit de overgelegde gegevens, die wat betreft de jaaropgaven niet volledig zijn, volgt dat de opgeëiste persoon in de afgelopen jaren minder heeft verdiend dan de helft van de toepasselijke norm volgens de sociale bijstandswetgeving en dat niet is gebleken dat hij zich in die periode heeft ingeschreven als (aanvullend) werkzoekende of anderszins aanvullende inspanningen op de arbeidsmarkt heeft gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aangetoond dat de opgeëiste persoon in het jaar 2013 zijn werknemerschap volgens de verblijfsrichtlijn van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft behouden.
Dit betekent dat naar het oordeel van de rechtbank niet is aangetoond dat het verblijf van de opgeëiste persoon in Nederland gedurende een periode van vijf aaneengesloten jaren duurzaam, onafgebroken en rechtmatig is geweest.
Het aanbod van de opgeëiste persoon om te zoeken naar extra gegevens (zoals jaaropgaven) wijst de rechtbank af. Dat aanbod was niet alleen te laat, maar vooral ook te weinig concreet. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding het gesloten onderzoek te heropenen en voor enige tijd te schorsen.
Het beroep op gelijkstelling met een Nederlander wordt afgewezen.

6.Slotsom

X K 1458/11:Voor de tenuitvoerlegging van het vonnis van 9 februari 2012 gewezen door
the Local Court in Koszalinmoet zoals gezegd de overlevering worden geweigerd.
X K 1152/13:Nu ten aanzien van de feiten waarvoor de opgeëiste persoon is veroordeeld bij vonnis van
the Local Court in Koszalinvan 10 september 2014 en waarvoor de overlevering wordt gevraagd, is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, moet de overlevering voor die feiten worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45, 302 en 310 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 Overleveringswet.

8.Beslissing

X K 1458/11:WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]voor zover het EAB betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf die is opgelegd bij het vonnis, gewezen door
the Local Court in Koszalinop 9 februari 2012.
X K 1152/13:
STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Koszalin II Criminal Department, Polen, ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, opgelegd bij het vonnis van
the Local Court in Koszalinvan 10 september 2014.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en M.E.M. James-Pater, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 oktober 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld Rechtbank Amsterdam d.d. 27 juli 2010, ECLI:RBAMS:2010:BN4369.