ECLI:NL:RBAMS:2019:784

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
AMS - 18 _ 7717 en AMS 18_7718
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boetes opgelegd aan vastgoedbedrijf wegens illegale woningomzetting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 8 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Amsterdams vastgoedbedrijf en de gemeente Amsterdam. Het vastgoedbedrijf, vertegenwoordigd door mr. J.P. Groen, had bezwaar gemaakt tegen drie bestuurlijke boetes van elk € 6.000,- die door de gemeente waren opgelegd. Deze boetes waren het gevolg van het omzetten van drie zelfstandige woningen in onzelfstandige woonruimten zonder de vereiste vergunningen. De primaire besluiten tot het opleggen van de boetes waren genomen op 3 en 9 augustus 2018, en het bestreden besluit dat de bezwaren ongegrond verklaarde, dateerde van 30 november 2018.

De voorzieningenrechter heeft op 1 februari 2019 de zaak behandeld, waarbij de verzoeker aanwezig was met een waarnemer, mr. J.J. Kunst. De gemeente werd vertegenwoordigd door mr. drs. G. Loose. De rechter oordeelde dat de overtredingen van de Huisvestingswet vaststonden, maar dat verzoeker aanvoerde dat er ten tijde van de overtredingen zicht op legalisatie bestond. Dit werd echter niet als voldoende argument gezien om de boetes niet op te leggen, aangezien de overtredingen al waren begaan en de legalisatie niet retroactief effect had.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de boetes terecht waren opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was voor verdere maatregelen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 18/7717 (voorlopige voorziening) en AMS 18/7718 (beroep)

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 februari 2019 in de zaak tussen

[verzoeker] h.o.d.n. [bedrijf] , te [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J.P. Groen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. drs. G. Loose)

Procesverloop

Met twee besluiten van 3 augustus 2018 en een besluit van 9 augustus 2018 (de primaire besluiten) heeft verweerder verzoeker drie maal een bestuurlijke boete opgelegd van elk
€ 6.000,- vanwege het omzetten van drie zelfstandige woningen in onzelfstandige woonruimten zonder te beschikken over een vergunning daarvoor.
Met het besluit van 30 november 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van verzoeker tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard en de drie boetes van elk
€ 6.000,- in stand gelaten.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen inhoudende verweerder te verbieden over te gaan tot handhaving of inning van de boetes en de primaire besluiten te schorsen totdat op het beroep is beslist.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2019. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. J.J. Kunst als waarnemer van zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam] .

Overwegingen

Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
Verzoeker verhuurt de woningen in de [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] te Amsterdam (de woningen). De eigenaar van de woningen is Kroonenberg Groep BV.
3. Verweerder heeft verzoeker de boetes opgelegd, omdat verzoeker de woningen in strijd met artikel 30, eerste lid, aanhef en onder c, van de Huisvestingswet zonder vergunning heeft omgezet van zelfstandige woonruimten in onzelfstandige woonruimten. De woningen worden bewoond door drie of vier huishoudens die allen beschikken over een eigen (slaap)kamer. De woonkamer, keuken en badkamer worden gedeeld.
4. Verzoeker betwist de overtredingen niet, maar hij voert aan dat ten tijde van het nemen van de primaire besluiten concreet zicht op legalisatie bestond. Verzoeker verwijst naar de brief van 3 juli 2018 van verweerder aan Kroonenberg Groep BV, waarbij deze in de gelegenheid wordt gesteld legalisatie aan te vragen. Namens Kroonenberg Groep BV zijn voor de woningen aanvragen voor vergunningen voor woningomzetting ingediend. Deze vergunningen zijn op 28 september 2018 verleend.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
5. Niet in geschil is dat verzoeker door het omzetten van de zelfstandige woonruimten in de [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] naar onzelfstandige woonruimten artikel 21, aanhef en onder c, van de Huisvestingswet heeft overtreden. Verweerder was daarom bevoegd om de drie boetes van elk € 6.000,- op te leggen.
6. Het standpunt van verzoeker dat ten tijde van het begaan van de overtredingen concreet zicht op legalisatie bestond, kan verzoeker niet baten. Zicht op legalisatie neemt niet weg dat de overtredingen zijn begaan. Ook het feit dat de omzetting inmiddels gelegaliseerd is, kan verzoeker niet baten. De overtredingen zijn immers begaan en worden door de legalisatie niet ongedaan gemaakt. In de brief van 3 juli 2018 aan Kroonenberg Groep BV staat hoe de illegale situatie voor de toekomst gestopt kan worden en voorkomen kan worden dat verweerder daarvoor gaat handhaven met een last onder dwangsom. In de brief staat niet dat geen boete zal worden opgelegd voor de al begane overtredingen. Van een toezegging van verweerder is geen sprake. Er was voor verweerder geen reden om af te zien van het opleggen en invorderen van de boetes of om deze te matigen.
7. Anders dan verzoeker stelt, is ook geen sprake van ongelijke of willekeurige behandeling. De gemachtigde van verweerder heeft op de zitting verklaard dat ook aan Kroonenberg Groep BV boetes zijn opgelegd. De reden dat alleen aan Kroonenberg Groep BV, als eigenaar van de woningen, is gevraagd een legaliseringsaanvraag in te dienen, is dat alleen de eigenaar legalisatie van de woningonttrekking kan aanvragen.
Conclusie
8. Het beroep van verzoeker slaagt niet. De voorzieningenrechter zal het beroep ongegrond verklaren.
9. Omdat op het beroep is beslist is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
10. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.