In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, die sinds 1996 een uitkering ontvangt op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), had een Ziektewet-uitkering (ZW-uitkering) aangevraagd. De verweerder had echter besloten om deze uitkering niet uit te betalen, omdat eiser na zijn ziekmelding zelf ontslag had genomen. Dit besluit werd door de eiser bestreden, maar de rechtbank oordeelde dat de maatregel van niet-uitbetaling terecht was opgelegd. De rechtbank stelde vast dat eiser door zijn eigen handelen, namelijk het nemen van ontslag, niet in aanmerking kwam voor de ZW-uitkering. Eiser had aangevoerd dat hij ziek was en recht had op de uitkering, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet kon profiteren van de ZW-uitkering omdat hij zelf verantwoordelijk was voor zijn ontslag. De rechtbank concludeerde dat de verweerder op goede gronden had gehandeld en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werknemers en de gevolgen van hun beslissingen met betrekking tot hun dienstverband.