Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
PEEK UTRECHT B.V.,
EUDAIMONIA B.V.,
1.[gedaagde sub 1] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 29 maart 2018, met bijlagen (hierna: producties) en beslagstukken;
- de conclusie van antwoord van 6 juni 2018, met producties;
- het tussenvonnis van 24 oktober 2018, waarin een verschijning van partijen ter zitting is bevolen;
- het bericht van 15 februari 2019 van Peek dat partijen een schikking hebben bereikt, dat de zitting van 18 februari 2019 niet door hoeft te gaan en dat partijen verwijzing naar de rol verzoeken voor uitlating over doorhaling;
- het bericht van 19 februari 2019 van Peek dat zij haar doorhalingsverzoek intrekt, omdat [gedaagde sub 1] geen uitvoering heeft gegeven aan de schikking, en verzoekt om een dagbepaling voor comparitie;
- het proces-verbaal van comparitie van 28 juni 2019, met de daarin genoemde stukken en producties, waarin is bepaald dat de zaak zal worden verwezen naar de rol voor uitlating doorhaling of het vragen van vonnis;
- de berichten van 12 en 15 juli 2019 van partijen dat zij vonnis vragen;
- het bericht van 23 en 24 juli 2019 van partijen met opmerkingen over het proces-verbaal van comparitie van 28 juni 2019.
2.De feiten
Aldus hebben partijen ter beëindiging van de procedure tussen (…) Peek en (…) [gedaagde sub 1] met zaaknummer C/13/646178 de volgende schikking bereikt:
Aan u bevestig ik de ontvangst van uw e-mail van 4 februari jl., houdende nadere informatie. Daaropvolgend hadden wij in die week telefonisch contact, waarin ik u heb toegelicht dat een (vrijwillige) bemiddeling met mr. Peek in dit kader niet aan de orde kan zijn. Voorts heb ik met u afgesproken, nu een comparitie van partijen in de procedure met mr. Peek gepland is voor 18 februari a.s., om dit dossier aan te houden tot medio april 2019.”