ECLI:NL:RBAMS:2019:7793

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
18 oktober 2019
Zaaknummer
C/13/662837 / HA ZA 19-269 INC
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en forumkeuze in civiele procedure tussen eiseres en gedaagden

In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, is een bevoegdheidsincident aan de orde. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.N. de Jong, heeft gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.Z. Bosman, aangeklaagd voor onbetaalde facturen. Gedaagden hebben een exceptie van onbevoegdheid ingediend, stellende dat het forumkeuzebeding in de algemene voorwaarden van eiseres onredelijk bezwarend is en dat de rechtbank Overijssel bevoegd is. Eiseres heeft betwist dat gedaagden als consumenten kunnen worden aangemerkt en heeft aangevoerd dat het forumkeuzebeding geldig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn en dat gedaagden niet in de hoedanigheid van consument hebben gecontracteerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het forumkeuzebeding niet onredelijk bezwarend is en heeft het verzoek van gedaagden om de rechtbank onbevoegd te verklaren afgewezen. Gedaagden zijn veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak zal verder worden behandeld in de hoofdzaak, waarbij de rechtbank zich bevoegd acht om van het geschil kennis te nemen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/662837 / HA ZA 19-269
Vonnis in incident van 10 juli 2019
in de zaak van
[eiseres]
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. R.N. de Jong,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. L.Z. Bosman.
Eiseres in de hoofdzaak, tevens verweerster in het incident, zal hierna [eiseres] worden genoemd. Gedaagden in de hoofdzaak, tevens eisers in het incident, zullen ieder afzonderlijk [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden genoemd en gezamenlijk [gedaagden]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties,
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid,
  • de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten voor zover van belang in het incident

2.1.
Bij brief van 20 september 2018 heeft [eiseres] een aan [gedaagde sub 1] geadresseerde opdrachtbevestiging gezonden. Deze opdrachtbevestiging, die door [gedaagden] voor akkoord is ondertekend, luidt, voor zover hier relevant:

Hierbij bevestigen wij de aan ons kantoor verstrekte opdracht tot advisering naar aanleiding van de beschikking van de Ondernemingskamer van 2 augustus 2018, waarbij u onder meer als bestuurders van [naam BV] . geschorst bent. De opdracht zal zich voorshands beperken tot advisering op de achtergrond en incidentele contacten met de tijdelijk bestuurder en de tijdelijk beheerder van de aandelen. (…)
Op deze opdracht zijn onze Algemene Voorwaarden, waarvan een kopie hierbij gaat, van toepassing. Ten blijke van uw instemming met het bovenstaande verzoek ik u een door u beiden voor akkoord getekend exemplaar van deze brief per mail aan ons te retourneren. Wij verheugen ons op de voortgezette samenwerking.
De algemene voorwaarden van [eiseres] (hierna: de algemene voorwaarden) luiden, voor zover hier relevant:

12. De rechtsverhouding tussen de opdrachtgever en [eiseres] , alsmede iedere rechtsverhouding die in verband met de uitvoering van een opdracht zou kunnen ontstaan, op welke grond dan ook, tussen enerzijds de opdrachtgever en anderzijds de Partners, de Stichting Beheer Derdengelden [eiseres] en/of Medewerkers [eiseres] , inclusief hun eventuele rechtsopvolgers, is onderworpen aan Nederlands recht. Alle geschillen die uit deze rechtsverhoudingen voortvloeien zullen aan de bevoegde rechter te Amsterdam worden voorgelegd.
2.2.
[gedaagden] heeft door [eiseres] gezonden facturen onbetaald gelaten.

3.Het geschil in de hoofdzaak

[eiseres] vordert -samengevat weergegeven- dat [gedaagden] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk zal worden veroordeeld tot betaling van € 42.422,14 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 februari 2019, alsmede tot betaling van €1.197,24 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen zeven dagen na betekening van het vonnis zal zijn voldaan, met hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten, waaronder de nakosten.

4.Het geschil in het incident

4.1.
[gedaagden] vordert dat deze rechtbank zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de rechtbank Overijssel (locatie Zwolle), met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het incident, te vermeerderen met de wettelijke rente als deze kosten niet binnen twee dagen na het wijzen van vonnis zijn voldaan.
4.2.
[gedaagden] stelt hiertoe dat het forumkeuzebeding, zoals opgenomen in artikel 12 van de algemene voorwaarden, onredelijk bezwarend is en roept de vernietiging in van dit beding op grond van artikel 6:236, onder n, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Kort nà 2 augustus 2018 is [eiseres] gaan optreden voor [gedaagden] in privé, hetgeen blijkt uit de opdrachtbevestiging van 20 september 2018. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] wonen binnen het arrondissement van de rechtbank Overijssel. Die rechtbank is op grond van het bepaalde in artikel 99, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) bevoegd om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen. [gedaagde sub 2] is 91 jaar oud en slecht ter been, waardoor zij belang heeft bij beslechting van dit geschil door de volgens de wet bevoegde rechtbank. [eiseres] heeft [gedaagden] niet de mogelijkheid geboden om te kiezen voor de volgens de wet bevoegde rechter.
4.3.
[eiseres] voert het volgende verweer. Het incidenteel gevorderde dient te worden afgewezen. Het incident is pas laat opgeworpen. [gedaagden] is pas in de procedure verschenen daags voordat een verstekvonnis zou worden gewezen. Het incident lijkt slechts te zijn ingesteld om een betalingsverplichting te ontlopen. Aan [gedaagden] komt geen beroep toe op artikel 6:236, onder n, BW, omdat [gedaagden] handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De bewijslast, dat als consument zou zijn gecontracteerd, rust op [gedaagden] [eiseres] adviseerde [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , en stond hen bij in hun hoedanigheid van bestuurders van [naam BV] Dat volgt ook uit de opdrachtbevestiging en de door [eiseres] voor [gedaagden] verrichte werkzaamheden. Het slecht ter been zijn van [gedaagde sub 2] stond er verder niet aan in de weg het in Amsterdam gevestigde [eiseres] aan te zoeken, om in de procedures bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof in Amsterdam te verschijnen en na het onbetaald laten van de declaraties een in Amsterdam gevestigde advocaat in te schakelen, die bovendien een gelijkluidend forumkeuzebeding hanteert. Het forumkeuzebeding is niet vernietigbaar, ook niet op een andere grond. Bovendien maakt [gedaagden] mogelijk misbruik van procesrecht. De vordering in de hoofdzaak is tot op heden onbetwist gebleven en [eiseres] krijgt de indruk dat het incident uitsluitend is opgeworpen om [eiseres] van haar vordering af te houden. [eiseres] verzoekt de rechtbank hiermee, ook in het verdere verloop van de procedure, rekening te houden.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Het tijdstip van het opwerpen van het incident en het nog niet voeren van inhoudelijk verweer tegen het gevorderde in de hoofdzaak zijn onvoldoende reden voor het afwijzen van het gevorderde in het incident. Het verweer, dat de rechter niet relatief bevoegd is, dient op grond van artikel 110 Rv voor alle weren ten gronde te worden gevoerd. Aan deze eis heeft [gedaagden] voldaan. Ook voor het kunnen aannemen van misbruik van procesrecht zijn deze omstandigheden onvoldoende.
5.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de algemene voorwaarden, en daarmee ook het in artikel 12 opgenomen forumkeuzebeding, op de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht van toepassing zijn. Deze procedure ziet op door [gedaagden] onbetaald gelaten facturen in het kader van door [eiseres] verrichte (advies)werkzaamheden. In eerste instantie heeft [eiseres] [naam BV] hierna: [naam BV] ) en haar bestuurders, [gedaagden] , bijgestaan in verband met een tweetal enquêteverzoeken aangaande het beleid en de gang van zaken bij [naam BV] . Pas nà het door de Ondernemingskamer schorsen van [gedaagden] als bestuurders van [naam BV] en het schorsen van het stemrecht van [gedaagde sub 2] op de aandelen, is [eiseres] voor [gedaagden] privé gaan optreden. Dat betekent dat bij aanvang van de opgedragen werkzaamheden geen sprake was van een opdracht van een consument en dat ook de nà 2 augustus 2018 gegeven aanvullende opdracht aan [eiseres] in ieder geval een deels zakelijk karakter had. Ook de aanvullende opdracht is immers gegeven door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in hun hoedanigheid van voormalig bestuurders en aandeelhouders van [naam BV] . Mede in dit licht bezien heeft [gedaagden] onvoldoende gesteld waaruit kan worden afgeleid dat de met [eiseres] gesloten (aanvullende) overeenkomst is gesloten in de hoedanigheid van consument. Daarom komt aan [gedaagden] geen beroep toe op artikel 6:236, onder n, BW.
5.3.
Vervolgens is aan de orde de vraag of het forumkeuzebeding onredelijk bezwarend is op grond van de algemene norm, zoals neergelegd in artikel 6:233, aanhef en onder a, BW en of [gedaagden] zich in dat verband kan beroepen op reflexwerking van artikel 6:236, onder n, BW. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagden] onvoldoende gesteld op grond waarvan moet worden aangenomen dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in deze zaak een met een consument vergelijkbare positie innemen of op grond waarvan het beding voor hen anderszins onredelijk bezwarend zou zijn. De stelling, dat [gedaagde sub 2] slecht ter been is, hetgeen door [eiseres] wordt betwist, is in het licht van de eerder in Amsterdam bij de Ondernemingskamer gevoerde procedures, waar [gedaagde sub 2] volgens [eiseres] wel is verschenen, en het door [gedaagden] aanzoeken van een in Amsterdam gevestigde dienstverlener en advocaat, onvoldoende. Het beroep op de open norm van artikel 6:233, aanhef en onder a, BW faalt dan ook.
5.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het tussen partijen in artikel 12 van de algemene voorwaarden overeengekomen forumkeuzebeding niet onredelijk bezwarend is en dat het beroep van [gedaagden] op vernietigbaarheid van dit beding wordt afgewezen. De rechtbank acht zich op grond van dit forumkeuzebeding bevoegd van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen. Het incidenteel gevorderde zal daarom worden afgewezen.
5.5.
[gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten en de gevorderde nakosten van het incident worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 543,00 (1 punt x tarief II) aan salaris advocaat.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst het gevorderde af;
6.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 543,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na betekening tot de dag der algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de na dit vonnis aan de zijde van [eiseres] ontstane nakosten, van € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelden niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de bedoelde aanschrijving tot de dag der algehele voldoening;
in de hoofdzaak
6.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
21 augustus 2019voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R.J. van Wel en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2019. [1]

Voetnoten

1.type: CLdR