Uitspraak
[handelsnaam],
- de dagvaarding van 30 november 2018, met producties;
- de conclusie van antwoord van 11 januari 2019, met producties;
- het tussenvonnis van 1 februari 2019, waarin is bepaald dat schriftelijk wordt voortgeprocedeerd;
- de conclusie van repliek van 29 maart 2019;
- de conclusie van dupliek van 7 juni 2019.
2.De feiten
Geachte heer en mevrouw,
4.1. De kantonrechter stelt voorop dat [eiser] in de onderhavige zaak voor zijn minderjarige zoon [zoon] optreedt en de formele procespartij is in deze procedure. Voor het optreden van een ouder als wettelijk vertegenwoordiger van zijn minderjarige kinderen in rechte als eisende partij, is op grond van artikel 1:253k, gelezen in samenhang met artikel 1:349, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) een (voorafgaande) machtiging van de kantonrechter vereist. Een dergelijke machtiging, die ook na aanvang van het geding kan worden verkregen en kan worden ingebracht, ontbreekt in het dossier, zoals terecht door [naam ziekenhuis] is aangevoerd. Uit niets blijkt dat [eiser] wel over een dergelijke machtiging beschikt. De kantonrechter stelt dan ook vast dat een machtiging ontbreekt, en zal [eiser] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
- € 5.552,58, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2018;
- de buitengerechtelijke kosten van € 789,68;
- de proceskosten;
- de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf twee weken na betekening van dit vonnis.
4.De beoordeling
Ontvankelijkheid: wie is contractspartij?
later mocht blijken, dat er geen tastbaar resultaat is behaald’.
360,00(2 punten × tarief € 180,00)