ECLI:NL:RBAMS:2019:7790

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2019
Publicatiedatum
18 oktober 2019
Zaaknummer
7455265 \ CV EXPL 19-757
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Juridische dienstverlening door ex-advocaat en ontbinding van overeenkomst

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. J. de Ruiter, een vordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. R. Moszkowicz, met betrekking tot een geschil over juridische dienstverlening. Eiseres vordert een bedrag van € 7.350,00 wegens onverschuldigde betaling en tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. De procedure begon met een dagvaarding op 20 december 2018, gevolgd door verschillende conclusies en een tussenvonnis. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst van opdracht op 9 november 2018 door eiseres is opgezegd, en dat gedaagde geen hoger beroep heeft ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel. Eiseres heeft gesteld dat zij in de veronderstelling was dat Moszkowicz bevoegd was om de procedures te voeren, maar de kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van dwaling, aangezien eiseres wist dat Moszkowicz geen advocaat meer was. De kantonrechter concludeert dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen, omdat de toegezegde procedures niet zijn ingesteld. Eiseres heeft recht op schadevergoeding ter hoogte van het betaalde voorschot, en de kantonrechter wijst de vordering toe, inclusief wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 7455265 \ CV EXPL 19-757
Uitspraak: 30 augustus 2019
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
nader te noemen [eiseres] ,
gemachtigde mr. J. de Ruiter,
t e g e n
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
nader te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde mr. R. Moszkowicz.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 december 2018, met bijlagen (hierna: producties);
  • de conclusie van antwoord van 15 maart 2019;
  • het tussenvonnis van 29 maart 2019, waarin is bepaald dat schriftelijk zal worden voortgeprocedeerd;
  • de conclusie van repliek van 26 april 2019, met producties;
  • de conclusie van dupliek van 28 juni 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

2.De feiten

2.1.
[eiseres] had een geschil met [vader] (hierna: [vader] ), de vader van hun zoon, over de zorgregeling. Op 16 juli 2018 heeft de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, een beschikking in dit geschil gewezen, waartegen binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep kon worden ingesteld.
2.2.
Op 20 juli 2018 heeft mr. R. Moszkowicz (hierna: Moszkowicz) namens [gedaagde] een opdrachtbevestiging gestuurd aan [eiseres] . Deze bevestiging luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

U hebt mij verzocht om in mijn hoedanigheid van rechtsbijstandverlener u te voorzien van rechtsbijstand in de zaak omtrent uw zoontje [zoon] .
Afgelopen maandag is er een zitting geweest bij de Rechtbank Zwolle inzake voogdij.
De zitting verliep niet in overeenstemming met uw wensen, en daarom zal tegen de nog schriftelijk vast te leggen uitspraak hoger beroep moeten worden ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden.
Daarnaast bespraken wij, dat er een spoedprocedure moet worden geëntameerd, waarin ondermeer en met name wordt gevorderd, dat er absolute rust dient te komen rond de relatie tussen [zoon] en zijn vader en de betrokkenheid van de betreffende voogd.
(…)
Zoals afgesproken zal ik met mijn werkzaamheden een begin maken, komende maandag, ervan uitgaande, dat u vóór of op die dag mijn hier onder te bespreken voorschot nota zult hebben voldaan.
(…)
Het bedrag van mijn voorschotnota is – uiteraard – exclusief externe kosten, waaronder bijvoorbeeld griffierechten die in de beroepsprocedure en in de spoedprocedure verschuldigd zullen zijn.
Deze externe kosten heb ik in mijn nota, in overleg met u, opgenomen.
2.3.
[gedaagde] heeft aan [eiseres] een voorschotnota gestuurd van in totaal € 7.350,00, waarin een bedrag van € 1.300,00 staat opgenomen voor ‘
Griffierechten ( spoed en appel )’. [eiseres] heeft deze nota betaald.
2.4.
Tussen (de vader van) [eiseres] en (de zoon van) Moszkowicz is veelvuldig gemaild en geappt. In een WhatsApp-bericht van 27 augustus 2018 schrijft [eiseres] dat zij zich erg ongerust maakt of het wel goed komt met de termijn voor hoger beroep, of alles goed komt en of ze goed voorbereid zijn. In een WhatsApp-bericht van 31 augustus 2018 schrijft [eiseres] dat zij zich ongerust maakt over de beroepstermijn en over de gezondheid van Moszkowicz , en dat ze al drie weken probeert contact te krijgen.
2.5.
Op 1 oktober 2018 mailt Moszkowicz naar [eiseres] en haar vader dat het hem toch beter lijkt ‘
om eerst een minnelijke oplossing te beproeven, voordat we een langdurige en enerverende procedure ingaan’.
2.6.
Op 8 oktober 2018 mailt de vader van [eiseres] naar Moszkowicz . Deze e-mail luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

Omdat de beroepsprocedure van de zitting van 16 juli jl binnenkort afloopt komen de volgende vragen bij ons op:
  • Kunnen er alvast stappen gezet worden om een kinderpsychiater een rapport op te laten maken?
  • Ferme klacht neerleggen bij AJK omtrent handelwijze voogd (haar mandaat loopt in januari 2019 af)?
  • Buiten de advocaat van dhr. [vader] een gesprek voeren en, als het gesprek goed verloopt, de uitkomst daarvan vast laten leggen bij de rechtbank?
Is het mogelijk dat wij (o.a.) bovengenoemde zaken in een persoonlijk onderhoud met u kunnen bespreken?
2.7.
Er is door of namens [gedaagde] of Moszkowicz geen hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 16 juli 2018. Evenmin is door of namens hen een spoedprocedure gestart in het geschil tussen [eiseres] en [vader] .
2.8.
Op 26 oktober 2018 stuurt Moszkowicz een e-mail naar [eiseres] en haar vader, waarin wordt gerefereerd aan het gesprek van die dag op het kantoor van Moszkowicz , waarbij ze de stand van zaken de revue hebben laten passeren en op basis daarvan de komende strategie in grote lijnen hebben bepaald.
2.9.
Op 9 november 2018 stuurt [eiseres] een e-mail naar Moszkowicz , waarin zij onder meer schrijft:

Alles overwegende o.a. ben ik tot de conclusie gekomen dat er van mijn kant toch helaas niet genoeg vertrouwen is in het geheel om samen een procedure op te starten.
Wilt uw gemaakte uren voor het inlezen en onze gesprekken in mindering brengen op mijn betaalde voorschot van € 5000,- en de 2 keer griffiekosten voor de spoedprocedure en procedure, terugstorten op mijn rekening.
2.10.
Op dezelfde dag stuurt Moszkowicz een e-mail naar [eiseres] , waarin hij onder meer schrijft:

Ik zal in de loop van de volgende week de door mij gewerkte uren en gemaakte kosten specificeren en aan u mijn daarop gebaseerde eindnota doen toekomen.
(…)
Tot slot; op grond van uw verzoek beëindig ik thans definitief mijn werkzaamheden voor u.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt veroordeeld tot betaling van:
Primair
I. € 7.350,00 wegens onverschuldigde betaling;
Subsidiair
II. € 7.350,00 wegens tekortschieten in de nakoming van de overeenkomst;
Primair en subsidiair
III. € 743,50 wegens buitengerechtelijke incassokosten;
IV. de wettelijke rente over alle gevorderde bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid, althans van dagvaarding;
V. de kosten van de procedure;
VI. de nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan deze vorderingen het volgende ten grondslag. Zij vordert primair ontbinding van de overeenkomst op grond van dwaling, aangezien Moszkowicz haar in de veronderstelling heeft gelaten dat hij bevoegd was om de toegezegde procedures te voeren bij de rechtbank. Subsidiair vindt zij het advies van Moszkowicz beneden peil en dat zijn werkzaamheden het door hem gehanteerde tarief en de gedeclareerde tijd niet rechtvaardigen.
3.3.
[gedaagde] betwist dat zij [eiseres] in de veronderstelling heeft gelaten dat Moszkowicz bevoegd was om de toegezegde procedures te voeren bij de rechtbank. Na lezing van het dossier heeft Moszkowicz afgezien van de toegezegde acties, waarmee [eiseres] heeft ingestemd en waarna een nieuwe strategie is bepaald. Moszkowicz heeft veel werkzaamheden verricht.

4.De beoordeling

Primaire grondslag: ontbinding

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] de overeenkomst van opdracht per e-mail van 9 november 2018 heeft opgezegd. Dat [gedaagde] deze e-mail ook als een opzegging heeft opgevat en de opzegging als zodanig heeft aanvaard, blijkt uit de e-mail van Moszkowicz van diezelfde datum, waarin hij schrijft dat hij thans op grond van haar verzoek definitief zijn werkzaamheden voor haar beëindigt en dat hij een eindnota zal opmaken. Gelet hierop is de overeenkomst van opdracht geëindigd op 9 november 2018.
4.2.
Voor ontbinding van een overeenkomst is vereist dat deze overeenkomst bestaat. Aangezien dat op dit moment niet meer het geval is, kunnen de vorderingen van [eiseres] op deze grondslag niet worden toegewezen.
4.3.
Voor zover [eiseres] heeft bedoeld de overeenkomst met terugwerkende kracht te vernietigen op grond van dwaling en dat ten grondslag te leggen aan haar vordering, heeft het volgende te gelden. [eiseres] erkent dat zij wist dat Moszkowicz geen advocaat was. Zij stelt echter dat Moszkowicz haar in de veronderstelling heeft gelaten dat hij de toegezegde procedures kon en mocht voeren. Zij heeft zich hierbij tevens beroepen op de verklaring van haar vader, die bij het gesprek met Moszkowicz aanwezig was. Moszkowicz stelt dat hij duidelijk heeft gemaakt dat hij zo nodig een advocaat zou inschakelen. Er zijn aanwijzingen dat Moszkowicz bij [eiseres] ten onrechte de indruk heeft gewekt dat hij zelf bevoegd was de procedure bij het hof of een spoedprocedure te voeren en dus een onjuiste voorstelling van zaken heeft laten ontstaan. [eiseres] heeft echter vooralsnog onvoldoende toegelicht of zij, als zij zich van de noodzaak van het inschakelen van een advocaat bewust zou zijn geweest, de overeenkomst met Moszkowicz niet zou hebben gesloten. Aangezien de subsidiaire grondslag van de vordering zonder meer slaagt, zal op het beroep op dwaling niet nader worden ingegaan.
Subsidiaire grondslag: tekortkoming
4.4.
De kantonrechter leidt uit de bewoordingen van de subsidiaire vordering af dat [eiseres] subsidiair een schadevergoeding heeft willen vorderen op grond van artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
4.5.
Uit de opdrachtbevestiging en de voorschotnota, waarin griffierechten voor ‘
spoed en appel’ staan vermeld, volgt dat [gedaagde] aan [eiseres] heeft toegezegd dat zij een spoedprocedure en hoger beroep bij het gerechtshof in Leeuwarden zou (laten) instellen. Het staat vast dat dit niet is gebeurd. Eveneens staat vast dat door of namens [eiseres] meermaals per e-mail en WhatsApp is gevraagd naar de voortgang, waarbij is gewezen op de termijn voor hoger beroep, die op 16 oktober 2018 zou verstrijken.
4.6.
[gedaagde] stelt dat Moszkowicz aan [eiseres] en haar ouders heeft meegedeeld dat hij hen bij nader inzicht adviseerde af te zien van de toegezegde procedures en dat zij daarmee hebben ingestemd. Sterker nog, in randnummer 64 van de conclusie van antwoord stelt [gedaagde] dat Moszkowicz al aan het begin van de contacten heeft aangegeven geen enkel heil te zien in het instellen van hoger beroep. In randnummer 32 en 33 van dezelfde conclusie stelt [gedaagde] dat Moszkowicz ruimschoots vóór 20 augustus 2018 aan de vader van [eiseres] heeft laten weten waarom er van spoedprocedures geen sprake kon zijn en dat hij vervolgens in een zeer uitgebreide en inhoudelijk zwaar gemotiveerde brief aan (de vader van) [eiseres] heeft laten weten in welke richting hij adviseerde. [gedaagde] heeft haar stellingen in dit verband echter op geen enkele manier onderbouwd, terwijl [eiseres] deze stellingen gemotiveerd en onder verwijzing naar de door haar in het geding gebrachte correspondentie betwist. Gelet hierop zal alleen van deze correspondentie kunnen worden uitgegaan.
4.7.
Uit de door [eiseres] overgelegde correspondentie kan worden afgeleid dat Moszkowicz voor het eerst op 1 oktober 2018, en dus pas enkele weken vóór het verstrijken van de termijn voor hoger beroep, aan [eiseres] bericht dat het hem beter lijkt om eerst een minnelijke oplossing te beproeven, voordat ze een langdurige en enerverende procedure ingaan. Uit niets blijkt dat [eiseres] met dit advies heeft ingestemd. Integendeel, namens [eiseres] worden in een e-mail van 8 oktober 2018 vragen gesteld en verzocht om een onderhoud met Moszkowicz , waarbij wordt verwezen naar een te voeren hoger beroep procedure en de binnenkort aflopende termijn daarvoor. De eerste berichten over een aangepaste strategie zijn vervolgens van 26 oktober 2018 en dus van ná het verstrijken van de termijn voor hoger beroep, hetgeen het aanpassen van de strategie noodzakelijk maakte.
Conclusie
4.8.
Gelet op het bovenstaande kan worden vastgesteld dat [gedaagde] ondanks haar toezegging geen spoedprocedure en hoger beroep heeft ingesteld of laten instellen, zonder dat [eiseres] daarmee uitdrukkelijk heeft ingestemd. Aangezien dit zo ongeveer de enige verplichtingen waren die [gedaagde] als opdrachtnemer op zich had genomen, levert dit een ernstige tekortkoming op in de nakoming van haar verplichtingen. Doordat de termijn voor hoger beroep inmiddels is verstreken en het geschil vervolgens buiten Moszkowicz om op andere wijze is beslecht, is nakoming van deze verplichtingen niet meer mogelijk. [gedaagde] is dan ook verplicht de schade die [eiseres] hierdoor lijdt te vergoeden. [gedaagde] heeft niet betwist dat deze schade kan worden vastgesteld op het bedrag van de betaalde voorschotnota, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Omdat elke nakoming blijvend onmogelijk werd vanaf de door [gedaagde] aanvaarde opzegging op 9 november 2018, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 10 november 2018.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.9.
[eiseres] heeft niet gesteld dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Haar vordering van buitengerechtelijke incassokosten is dan ook niet toewijsbaar.
Proceskosten en nakosten
4.10.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proces- en nakosten van [eiseres] worden veroordeeld. De proceskosten worden begroot op:
- dagvaarding € 107,09
- griffierecht 231,00
- salaris gemachtigde
600,00(2 punten × tarief € 300,00)
Totaal € 938,09.
BESLISSING
De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een bedrag van € 7.350,00 (zevenduizend driehonderd en vijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 10 november 2018 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] begroot op € 938,09;
- veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis aan de zijde van [eiseres] ontstane nakosten, begroot op € 120,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 68,00 aan salaris gemachtigde en de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. M.R.J. van Wel, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 augustus 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter