Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Vonnis van de kantonrechter
[eiseres] ,
[gedaagde] ,
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
- de dagvaarding van 8 januari 2019 met producties;
- de conclusie van antwoord van 15 februari 2019;
- het vonnis van 1 maart 2019, waarin is bepaald dat schriftelijk zal worden voortgeprocedeerd;
- de conclusie van repliek van 26 april 2019 met producties;
- de conclusie van dupliek van 24 mei 2019.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten en omstandigheden
INLEIDING
door opzegging door één van de partijen op het tijdstip tegen welke de opzegging is gedaan. De opzegging geschiedt bij aangetekend schrijven gericht aan de wederpartij, waarbij een opzegtermijn van ten minste een maand in acht genomen moet worden.
Indien de overeenkomst eindigt door opzegging (…) zijn partijen verplicht er aan mee te werken:
dat ieder in het bezit gesteld wordt van zijn of haar privé-goederen;
dat aan iedere partij worden toebedeeld en geleverd de goederen die hij/zij heeft aangebracht.
Het overig gemeenschappelijk vermogen zal zo spoedig mogelijk door partijen bij helfte worden verdeeld.
(…)
Voor de bepaling van het zuiver saldo van het overig gemeenschappelijk vermogen, bedoeld in lid 2, zal per de dag van het eindigen van de overeenkomst een staat van baten en schulden worden opgesteld.
Verklaren hierbij dat Mijnheer [gedaagde] vanaf september 2004 tot en met heden bij mevrouw [eiseres] een schuld heeft van € 14.500,=. Deze schuld komt voort uit betalingen aan de heer [gedaagde] , zijn openstaande rekeningen en tevens zijn levensonderhoud.
In overeenstemming met artikel 7 sub a van onze samenlevingsovereenkomst zeg ik hierbij het samenlevingscontract op.
Vordering en verweer
Beoordeling
720,00(2 punten × tarief € 360,00)