Op 14 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/741159-16. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de nog niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf van de veroordeelde alsnog ten uitvoer te leggen, afgewezen. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De officier van justitie stelde dat de veroordeelde zich niet aan deze voorwaarden had gehouden, wat leidde tot de vordering tot tenuitvoerlegging. Tijdens de zitting is de veroordeelde, zijn raadsman en een behandelaar van het FACT-team van Inforsa gehoord. De veroordeelde gaf aan dat hij moeite had met het nakomen van afspraken, maar dat hij gemotiveerd was om zijn behandeling voort te zetten. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde zich niet voldoende had gehouden aan de bijzondere voorwaarden, maar besloot toch de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. De rechtbank wijzigde de bijzondere voorwaarden en droeg de reclassering van Inforsa op om toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarden. De rechtbank benadrukte dat dit een laatste kans was voor de veroordeelde en dat bij een volgende schending van de voorwaarden de reclassering het toezicht kan stopzetten.