ECLI:NL:RBAMS:2019:7780

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2019
Publicatiedatum
18 oktober 2019
Zaaknummer
13/741159-16 - 2019
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van bijzondere voorwaarden en afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf

Op 14 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/741159-16. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de nog niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf van de veroordeelde alsnog ten uitvoer te leggen, afgewezen. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De officier van justitie stelde dat de veroordeelde zich niet aan deze voorwaarden had gehouden, wat leidde tot de vordering tot tenuitvoerlegging. Tijdens de zitting is de veroordeelde, zijn raadsman en een behandelaar van het FACT-team van Inforsa gehoord. De veroordeelde gaf aan dat hij moeite had met het nakomen van afspraken, maar dat hij gemotiveerd was om zijn behandeling voort te zetten. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde zich niet voldoende had gehouden aan de bijzondere voorwaarden, maar besloot toch de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. De rechtbank wijzigde de bijzondere voorwaarden en droeg de reclassering van Inforsa op om toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarden. De rechtbank benadrukte dat dit een laatste kans was voor de veroordeelde en dat bij een volgende schending van de voorwaarden de reclassering het toezicht kan stopzetten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/741159-16
BESLISSING NA VEROORDELING
TOT VOORWAARDELIJKE STRAF
Beslissing op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 24 augustus 2019, betreffende een onherroepelijk geworden vonnis van 23 augustus 2018 in de strafzaak tegen:

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] , en aldaar feitelijk verblijvende.
Bij voormeld vonnis is [veroordeelde] voornoemd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met bevel dat een gedeelte van twee maanden van die straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de daarbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet heeft nageleefd de bij dat vonnis gestelde bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich zal melden bij Reclassering Nederland aan de [adres reclassering] te Amsterdam, zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen van genoemde reclasseringsinstelling zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat veroordeelde verplicht is om een behandeling en (outreachende) begeleiding te volgen bij
het FACT-team (forensische assertive community treatment) van Inforsa, of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar
zullen worden gegeven;
3. dat veroordeelde verplicht is om mee te werken aan aanmelding en plaatsing in een instelling
voor begeleid wonen of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en om aldaar te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt er toe dat die niet ten uitvoer gelegde straf alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.

De procesgang

De rechtbank heeft op 14 oktober 2019 ter openbare terechtzitting gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman mr. B. Hartman, advocaat te Amsterdam. Daarnaast is B. Doornekamp, behandelaar bij het Fact-team van Inforsa te Amsterdam, ter zitting verschenen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in deze zaak, waaronder:
  • voormeld vonnis;
  • een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan de veroordeelde is toegezonden;
  • een advies van de Reclassering Nederland, toezichtunit 4 Noord-West te Amsterdam aan de officier van justitie, waaruit blijkt dat de veroordeelde zijn afspraken niet is nagekomen. Nu hij onvoldoende heeft meegewerkt aan de voorwaarden heeft de reclassering geadviseerd om over te gaan tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk gevangenisstraf;
  • een voortgangsverslag van de reclassering van 25 september 2019, waaruit blijkt dat de veroordeelde is geïnformeerd over het advies dat het toezicht retour zou worden gezonden aan de officier van justitie. De reclassering neemt echter geen verbetering waar in de motivatie van veroordeelde ten aanzien van het reclasseringstoezicht.
De veroordeelde en zijn behandelaar hebben ter zitting, kort samengevat, aangevoerd dat de veroordeelde beter zijn best kan doen om op tijd op afspraken te komen. In de afgelopen periode is veroordeelde drie dagen opgenomen geweest en had hij tijdelijk geen telefoon, zodat hij e-mails en andere berichtjes over afspraken niet kon lezen en beantwoorden. Het contact met de reclassering verliep moeizaam. Hij wil liever samenwerken met een andere toezichthouder bij de reclassering. Mede vanwege het contact met zijn begeleider bij het Fact-team is veroordeelde de laatste tijd weer gemotiveerd. Bij het Fact-team komt hij meestal wel zijn aanspraken na. Hij besteedt nu meer tijd en aandacht aan timemanagement en hij heeft plannen om aan het werk te gaan als personal trainer. Veroordeelde woont nog steeds bij zijn ouders, gebruikt geen medicatie, leeft gezond en sport veel (fitness). Hij is in afwachting van een intake voor een plaats bij een begeleid wonen project.

De beoordeling

De officier van justitie heeft als standpunt naar voren gebracht dat zij persisteert bij de vordering tot tenuitvoerlegging nu is gebleken dat veroordeelde zich niet voldoende heeft gehouden aan de afspraken bij de reclassering. Door deze afspraken niet of niet tijdig na te komen, alsmede door zijn bedreigende en ook beledigende opstelling jegens de medewerkers van de reclassering, heeft de veroordeelde een voor de reclassering onwerkbare situatie in het leven geroepen.
De raadsman heeft bepleit de veroordeelde nog een tweede kans te geven. Het contact met de reclassering is niet goed verlopen, maar de veroordeelde is nog steeds bereid om verder te gaan met het aan hem opgelegde kader. De begeleiding bij het Fact-team verloopt goed en het zou jammer zijn als het toezicht nu wordt omgezet in detentie.
De rechtbank is van oordeel dat de veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de hem opgelegde bijzondere voorwaarden door niet en/of niet tijdig op afspraken te verschijnen bij de reclassering. Het is niet aan de veroordeelde om te bepalen hoe het reclasseringstoezicht vorm wordt gegeven. Hij moet zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dit nodig acht.
Op grond hiervan kan de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 14g lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), de tenuitvoerlegging van de nog niet ten uitvoer gelegde straf gelasten.
De rechtbank ziet echter aanleiding om, mede gelet op de verklaringen ter zitting van veroordeelde en zijn behandelaar bij het Fact-team van Inforsa, de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen zodat de veroordeelde zijn behandeling bij het Fact-team kan voortzetten. De rechtbank acht verder termen aanwezig, met inachtneming van het bepaalde in artikel 14f lid 2 Sr, om het reclasseringstoezicht over te dragen aan de reclassering van Inforsa en zal in zoverre de aan veroordeelde opgelegde bijzondere voorwaarden wijzigen.
De rechtbank overweegt tenslotte dat dit een allerlaatste kans is voor de veroordeelde. Zodra hij bij een volgende afspraak te laat komt, staat het de reclassering van Inforsa vrij om het reclasseringstoezicht stop te zetten en de opdracht terug te sturen naar het Openbaar Ministerie.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Wijzigt de bij voormeld vonnis van deze rechtbank van 23 augustus 2018 opgelegde bijzondere voorwaarde in die zin dat deze als volgt komen te luiden:
1. dat veroordeelde zich zal melden bij de Inforsa Reclassering aan de [adres Inforsa] te Amsterdam, zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen van genoemde reclasseringsinstelling zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat veroordeelde verplicht is om een behandeling en (outreachende) begeleiding te volgen bij
het FACT-team (forensische assertive community treatment) van Inforsa, of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar
zullen worden gegeven;
3. dat veroordeelde verplicht is om mee te werken aan aanmelding en plaatsing in een instelling
voor begeleid wonen of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en om aldaar te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan de Inforsa Reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de
voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Deze beslissing is genomen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. M.F. Ferdinandusse en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 oktober 2019.