ECLI:NL:RBAMS:2019:7777

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2019
Publicatiedatum
18 oktober 2019
Zaaknummer
19/5174
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift ex artikel 22g Sr betreffende vervangende hechtenis en taakstraf

Op 14 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een bezwaarschrift is ingediend door een veroordeelde tegen de beslissing van het Openbaar Ministerie om vervangende hechtenis toe te passen. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een taakstraf van 100 uren als alternatief. Het Openbaar Ministerie had op 15 juli 2019 besloten om de vervangende hechtenis toe te passen, omdat de veroordeelde zijn taakstraf niet naar behoren had verricht. De rechtbank heeft het bezwaarschrift gegrond verklaard en het aantal nog te verrichten uren van de taakstraf op nul gesteld.

De rechtbank heeft tijdens de zitting de veroordeelde, zijn raadsman en een deskundige gehoord. De veroordeelde heeft aangegeven dat hij de afgelopen jaren veelal in detentie heeft doorgebracht en nu met hulp van het project City Youth werkt aan zijn toekomst. Hij heeft zijn excuses aangeboden voor zijn gedrag bij de werkstrafunit en benadrukt dat hij zijn opleiding wil afronden. De officier van justitie heeft echter gevorderd het bezwaarschrift ongegrond te verklaren, verwijzend naar het advies van de reclassering, die geen herkansing voor de veroordeelde adviseerde vanwege intimidatie van medewerkers.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en heeft de omstandigheden van de zaak afgewogen. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat, gezien de lange tijd die is verstreken sinds de oplegging van de taakstraf en de ISD-maatregel, het bezwaarschrift gegrond is en het aantal nog te verrichten uren op nul wordt gesteld. De rechtbank hoopt dat deze beslissing de veroordeelde motiveert om zijn goede voornemens verder uit te voeren.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht, teams Strafrecht
Parketnummer: 13/684193-14
RK: 19/5174
Beslissing op het op 10 september 2019 op de griffie van deze rechtbank ingediende bezwaarschrift ex artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht van:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] , woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. P.J. Verbeek, H.J.E. Wenckebachweg 150-d, 1114 AD Amsterdam,
hierna te noemen: de veroordeelde.

Inleiding

Bij vonnis van deze rechtbank van 22 november 2014 is de veroordeelde tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden veroordeeld met een proeftijd van 2 jaren. Op 26 november 2015 is door de rechtbank de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke gevangenisstraf gelast. In plaats van de tenuitvoerlegging hiervan is aan veroordeelde een taakstraf van 100 uren opgelegd. De rechtbank heeft bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 2 maanden zal worden toegepast.
Het Openbaar Ministerie heeft op 15 juli 2019 beslist dat de vervangende hechtenis wordt toegepast en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven. De kennisgeving van deze beslissing is op 7 september 2019 aan de veroordeelde betekend.

Inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift richt zich tegen de kennisgeving door het Openbaar Ministerie. Het strekt ertoe dat de rechtbank de beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis ongedaan maakt en de veroordeelde in de gelegenheid stelt zijn taakstraf alsnog te verrichten.

Beoordeling

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het hiervoor genoemde vonnis;
  • het rapport van Reclassering Nederland, werkstrafunit Noord-West te Amsterdam van 17 juni 2019, waaruit blijkt dat – gezien het verloop van de taakstraf – de reclassering de werkstraf als mislukt heeft geretourneerd aan het Openbaar Ministerie. De reclassering heeft daarbij met klem verzocht de veroordeelde geen herkansing te geven;
  • de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis;
  • het bezwaarschrift van de veroordeelde.
De rechtbank heeft op de openbare terechtzitting van 14 oktober 2019 de officier van justitie, de veroordeelde, zijn raadsman en deskundige N. El Kahtaoui, als jongerenbegeleider verbonden aan project City Youth van de gemeente Amsterdam, gehoord.
De veroordeelde, zijn raadsman en de deskundige hebben kort samengevat aangevoerd dat de veroordeelde nog een kans verdient om zijn taakstraf te verrichten. Hij heeft de afgelopen jaren veelal in detentie doorgebracht, maar met de hulp van het project City Youth werkt hij weer aan een toekomst. Veroordeelde is van mening dat de medewerkers bij de werkstrafunit onvoldoende rekening hebben gehouden met zijn lichamelijke klachten. Hij realiseert zich dat zijn houding en zijn gedrag bij anderen, onder wie de medewerkers van de werkstrafunit, als dreigend en irritant zijn overgekomen en probeert nu zich beter in te houden en de gedragingen te vermijden die hem met politie en justitie in aanraking hebben gebracht. Als veroordeelde 50 dagen moet zitten is hij zijn stageplek en opleiding kwijt en moet hij weer opnieuw beginnen. Veroordeelde komt zijn afspraken thans na en volgt een opleiding op het ROC Amsterdam Ganzenhoef Retail 20+. Als hij zijn stage kan afronden heeft hij zicht op een diploma. Als hij slaagt voor zijn opleiding heeft hij geen studieschuld meer en maakt hij kans op een baan via een uitzendbureau.
De officier van justitie heeft gevorderd het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. Het is positief dat de veroordeelde is betrokken bij het project City Youth, omdat hij alle hulp kan gebruiken. Het advies van de reclassering is echter duidelijk. Geen herkansing voor de veroordeelde, omdat hij meerdere medewerkers van de werkstrafunit heeft geïntimideerd.
De rechtbank heeft geconstateerd dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend.
De rechtbank stelt op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter zitting vast dat de veroordeelde zich ongepast heeft gedragen bij de werkstrafunit, waardoor de optie op een herkansing bij de reclassering is uitgesloten. De rechtbank is dan ook met de officier van justitie van oordeel dat het volledig aan de veroordeelde is te wijten dat hij niet met de taakstraf is begonnen. In het geval echter de veroordeelde de vervangende hechtenis moet uitzitten, blijft er van hetgeen hij de afgelopen periode heeft opgebouwd mogelijk weinig over. Daarbij overweegt de rechtbank dat deze taakstraf geruime tijd geleden, op 26 november 2015, is opgelegd, terwijl het executeren van deze taakstraf pas in gang is gezet na afloop van de door het hof Amsterdam op 18 november 2016 opgelegde ISD-maatregel. Nu in het algemeen de gedachte is dat een veroordeelde na het ondergaan van de ISD-maatregel met een schone lei kan beginnen, ziet de rechtbank na afweging van alle belangen aanleiding om het bezwaarschrift gegrond te verklaren en het aantal nog te verrichten uren van de taakstraf op nul te stellen. De rechtbank hoopt dat deze voor hem zeer gunstige beslissing veroordeelde motiveert om zijn goede voornemens verder tot uitvoering te brengen.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het bezwaarschrift gegrond;
  • bepaalt het aantal uren taakstraf dat nog moet worden verricht op
Deze beslissing is gegeven door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. M.F. Ferdinandusse en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 oktober 2019.