Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
beschikking van de kantonrechter
de besloten vennootschap [verzoekster] ,
[verweerster] ,
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
Met deze brief bied ik mijn ontslag aan. In ons gesprek op 7 mei j.l. heb ik aangegeven deel te nemen aan de selectieprocedure voor de functie van [functie] bij het [naam werkgever] . Hiermee volg ik mijn droom: het [functiegerelateerd] werk heeft mij altijd erg aangesproken. Dit is bovendien een kans die zich slechts een keer in de zoveel tijd voordoet, en die ik moet aangrijpen voordat ik vier jaar ben afgestudeerd. Bij het tekenen van mijn contract was nog niet bekend wanneer en of er een selectie zou plaatsvinden in 2019. Op 24 mei j.l. heb ik jullie mondeling meegedeeld dat ik ben aangenomen. Om die reden dien ik mijn ontslag in per 30 juni 2019. (..)”
Je bent op 1 januari 2019 bij ons in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Deze arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege op 31 december 2019. In het contract is de mogelijkheid tot tussentijdse opzegging niet overeengekomen. Dit betekent dat het contract alleen vroegtijdig kan worden beëindigd op basis van wederzijds goedvinden.
Verzoek
€ 14.904, bruto, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2019 tot aan de dag van voldoening, alles met veroordeling van [verweerster] in de kosten van de procedure. [verzoekster] stelt daartoe, zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang, het volgende. Op basis van artikel 7:677 lid 4 BW is de partij die een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die niet tussentijds kan worden opgezegd toch opzegt, een vergoeding verschuldigd, die gelijk is aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst zou hebben geduurd indien de arbeidsovereenkomst van rechtswege zou zijn geëindigd. [verzoekster] heeft er bewust voor gekozen geen tussentijdse opzeggingsmogelijkheid in de arbeidsovereenkomst op te nemen. De arbeidsovereenkomst zou eindigen op 31 december 2019 en [verweerster] heeft opgezegd tegen 30 juni 2019. De overeenkomst zou nog zes maanden hebben geduurd, aldus [verzoekster] .