3.3De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 13 december 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een motor, merk Aprilia, gekentekend [kenteken 1] , toebehorende aan [slachtoffer 4] , waarbij hij, verdachte en zijn mededader die weg te nemen motor onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
op 13 december 2018 te Badhoevedorp tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand, gelegen aan de [adres 1] , heeft weggenomen een kluis inhoudende 400,-- euro, toebehorende aan New York Pizza, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak op dat bedrijfspand;
in de periode van 12 december 2018 tot en met 13 december 2018 te Amstelveen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een motor, merk BMW R1200 GS, gekentekend [kenteken 2] , toebehorende aan [slachtoffer 5] , waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s), die weg te nemen motor onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op die motor;
op tijdstippen gelegen in de periode van 26 december 2018 tot en met 2 januari 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een motor, merk Kawasaki en gekentekend [kenteken 3] , toebehorende aan [slachtoffer 6] , waarbij hij, verdachte en zijn mededaders die weg te nemen motor onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op die motor;
op tijdstippen gelegen in de periode van 22 februari 2019 tot en met 23 februari 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een motor, merk Ducati, type Multistrada 1200s en voorzien van kenteken [kenteken 4] , toebehorende aan [slachtoffer 2] , waarbij hij,
verdachte en zijn mededader(s) die weg te nemen motor onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op die motor;
op tijdstippen gelegen in de periode van 14 maart 2019 tot en met 15 maart 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen een goed, te weten een motor, merk BMW, type F800 GS en voorzien het kenteken [kenteken 5] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte en zijn mededader(s) ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
op 15 maart 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een motor, merk Yamaha Mt-07 en gekentekend [kenteken 6] , toebehorende aan [slachtoffer 8] , waarbij hij, verdachte en zijn mededader die weg te nemen motor hun bereik hebben gebracht door middel van braak op die motor;
op 7 februari 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een motor, merk BMW, type F800 en voorzien van het kenteken [kenteken 7] , toebehorende aan [slachtoffer 9] , waarbij hij, verdachte en zijn mededader die weg te nemen motor onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op die motor;
op 17 december 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen een goed, een motor, merk Aprillia VB en voorzien van kenteken [kenteken 8] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
op tijdstippen in de periode van 25 november 2018 tot en met 20 maart 2019 te Amsterdam heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande onder meer uit [medeverdachte 2] en [medeverdachte] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- gekwalificeerde diefstal zoals bedoeld in artikel 311 Wetboek van Strafrecht
en/of
- gewoonteheling en opzetheling zoals bedoeld in de artikelen 417 en 416 Wetboek van Strafrecht;
op 13 augustus 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen kentekenplaten, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 10] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Overweging ten aanzien van zaak A feit 1 en 2:
De rechtbank is -met de officier van justitie en anders dan de raadsvrouw- van oordeel dat het dossier voldoende feiten en omstandigheden bevat op grond waarvan kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan tweemaal diefstal met braak in vereniging (zaakdossier 10 en 10A). Uit de aangifte komt naar voren dat de motor die op 13 december 2018 is weggenomen uit de stalling bij het World Fashion Centre (WFC), is gekentekend [kenteken 1] . Er zijn bewakingsbeelden van de stalling van het WFC bekeken en in een proces-verbaal van bevindingen wordt een beschrijving gegeven van hetgeen daarop is te zien. Een selectie van screenshots van deze beelden is in het dossier gevoegd. Daarbij is opgemerkt dat de kwaliteit van de bewegende beelden beter is dan de kwaliteit van de screenshots en dat de beschrijving van de screenshots is gebaseerd op de bewegende beelden. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan hetgeen in dit proces-verbaal staat beschreven en bezigt dit derhalve voor het bewijs. Beschreven wordt dat een motor met kenteken [kenteken 1] om 3:16 uur naar de uitgang wordt gereden. Er wordt een signalement van de daders beschreven alsmede de kleding van de daders. Opvallend detail daarbij is een beschadiging op de achterzijde van de jas aan de linkerzijde van een van de daders.
Rond 4:00 uur diezelfde nacht wordt ingebroken bij de New York Pizza in Badhoevedorp, waarbij een kluis wordt weggenomen. Ook van deze inbraak zijn camerabeelden bekeken en is een beschrijving van hetgeen is waargenomen opgenomen in het dossier. De rechtbank heeft ook ten aanzien van deze beelden geen aanleiding te twijfelen aan hetgeen daarover in verschillende processen-verbaal staat beschreven en acht deze processen-verbaal derhalve bruikbaar voor het bewijs.
Te zien is dat twee personen komen aanrijden op een motor met het kenteken [kenteken 1] , derhalve het kenteken van de uit de stalling van het WFC gestolen motor. Verder komen de signalementen van de daders van de inbraak bij de New York Pizza volledig overeen met de signalementen van de daders van de diefstal van de motor uit het WFC. De rechtbank leidt hieruit af dat de feiten in zaak A onder 1 en 2 door dezelfde twee personen zijn gepleegd.
Uit een tapgesprek blijkt dat [medeverdachte] op 12 december 2018 om 21.54 uur telefonisch contact heeft met verdachte. [medeverdachte] zegt "dat hij een motro (motor) heeft, een GS". Hij vraagt "of [verdachte] mee wil gaan en of hij 'slijpen' (slijptol) kan lenen". [verdachte] komt naar [medeverdachte] toe. Op 12 december 2018 om 23.53 uur heeft [medeverdachte] wederom telefonisch contact met verdachte. Tijdens een later gesprek zegt [medeverdachte] dat hij met Turk bij [BRP-adres] voor z’n osso is. Kennelijk bedoelt [medeverdachte] met Turk verdachte, die van Turkse afkomst is en bij [BRP-adres] voor z’n osso, [BRP-adres] waar verdachte woonachtig is. In een telefoongesprek dat [medeverdachte] om 1:30 uur met zijn broer [medeverdachte 2] voert zegt hij onder meer: “maar ey man, wollah, ey, volgens mij ga ik wat geks doen, wollah, volgens mij ga ik wat geks doen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 2] . (..) Ik ga naar Badhoevedorp! (..) Ik ga denk ik die kanker New York Pizza nakken!”.
Tot slot zijn de camerabeelden van de flat aan de [BRP-adres] waar verdachte woont bekeken. Op 13 december 2018 tussen 3.13 uur en 4.16 uur zijn twee jongens te zien die worden herkend als [medeverdachte] en verdachte. [medeverdachte] is te zien met een kluis in zijn handen. Verdachte draagt een jas met een scheurtje links achter. Ook overigens komt de kleding van beide verdachten overeen met de kleding van de daders van de diefstal van de motor bij het WFC en de inbraak bij de New York Pizza.
Ten aanzien van de tijdslijn kan uit het dossier worden opgemaakt dat de diefstal bij de New York Pizza op 13 december 2018 omstreeks 4.00 uur heeft plaatsgevonden. Uit het proces-verbaal van uitkijken beelden van de flat op de [BRP-adres] is beschreven dat de beelden 11 minuten achter lopen op de werkelijke tijd. Dit houdt in dat verdachte en de mededader zich om 4.06 uur in de [BRP-adres] bevinden. De tijd om (midden in de nacht) van de locatie van de diefstal ( [adres 1] te Badhoevedorp) per auto/motor naar de woning aan de [BRP-adres] te komen, bestrijkt omstreeks 5 minuten. Dit sluit derhalve exact aan op het tijdstip van de inbraak aan de New York Pizza.
Overweging ten aanzien van zaak A feit 3:
De rechtbank is -met de officier van justitie en anders dan de raadsvrouw- van oordeel dat het dossier voldoende feiten en omstandigheden bevat op grond waarvan kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde diefstal met braak in vereniging (zaakdossier 13). De aangever verklaart dat op 13 december 2018 zijn GS motor met kenteken [kenteken 2] is weggenomen uit Amstelveen. Deze motor wordt op 19 december 2018 door de politie -afgedekt met een dekzeil- aangetroffen. Op 13 december 2018 krijgt [medeverdachte] een sms bericht van verdachte inhoudende “ [kenteken 9] ”. Dit wijkt één letter af van het kenteken van de gestolen motor. Daarnaast zijn er tapgesprekken van 12 december 2018 in het dossier waarbij [medeverdachte] met verdachte spreekt over een “motro (motor) GS”, “kan ik slijpen, lenen?”, “serienummer wegslijpen” en dat verdachte naar [medeverdachte] toekomt. Uit het dossier blijkt dat de telefoons van verdachte en [medeverdachte] in de nacht van 13 december 2018 uitpeilen in Amstelveen.
Overweging ten aanzien van zaak A feit 4:
De rechtbank is -met de officier van justitie en anders dan de raadsvrouw- van oordeel dat het dossier voldoende feiten en omstandigheden bevat op grond waarvan kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde diefstal met braak in vereniging (zaakdossier 21). Er is een aangifte van [slachtoffer 6] van diefstal van zijn motor met kenteken [kenteken 3] tussen 26 december 2018 en 15 januari 2019 uit een parkeergarage aan de [adres 2] . Op camerabeelden van de flat van verdachte op de [BRP-adres] ziet de politie dat op 2 januari 2019 een motor voorzien van kenteken [kenteken 3] door drie mannen uit een bestelbus wordt geladen en daarna naar de box gangen wordt gebracht. NN1 droeg een donkergroene Canada Goose jas met capuchon en een bontkraag. Deze persoon wordt door de politie herkend als zijnde verdachte. Op camerabeelden van de parkeergarage aan de [adres 2] ziet de politie dat op 31 december 2018 om 3.24 uur twee personen naar binnen gaan. NN1 droeg een groene Canada Goose jas met capuchon en een bontkraag. De verdachten gebruiken een slijptol. Volgens de politie is de kleding van NN1 op de beide camerabeelden identiek. Uit historische gegevens van de telefoon van verdachte blijkt dat deze op 31 december 2018 om 3.25 uur uitpeilt op de Staalmeesterslaan, hetgeen op ongeveer 450 meter afstand van de [adres 2] is.
Overweging ten aanzien van zaak A feit 5:
De rechtbank is -met de officier van justitie en anders dan de raadsvrouw- van oordeel dat het dossier voldoende feiten en omstandigheden bevat op grond waarvan kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak in vereniging (zaakdossier 23). Er is een aangifte van [slachtoffer 2] van diefstal van zijn motor met kenteken [kenteken 4] in de nacht van 22 op 23 februari 2019. Bij een doorzoeking is in de slaapkamer van verdachte een telefoon aangetroffen gelinkt aan een emailadres met de naam van verdachte en een whatsapp gesprek waarin verdachte op de vraag "wie si dit p" heeft gereageerd met "ikke [verdachte] ". Op de telefoon staan foto's van het kenteken [kenteken 4] en de motor en deze foto's zijn genomen op 22 februari 2019 om 4.06 uur. Uit een whatsapp gesprek op 14 maart 2019 wordt door een persoon aan verdachte gevraagd "wat de prica is van die". Verdachte antwoordt "1500" en stuurt hierop de foto van de motor door met de opmerking "had deze van hem gepakt".
Overweging ten aanzien van zaak A feit 6:
De rechtbank is -met de officier van justitie en anders dan de raadsvrouw- van oordeel dat het dossier voldoende feiten en omstandigheden bevat op grond waarvan kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair tenlastegelegde medeplegen van heling (zaakdossier 24). Er is een aangifte van [slachtoffer 7] van diefstal van zijn motor, merk BMW, type F800 GS, met kenteken [kenteken 5] op 14 maart 2019. De motor wordt op 15 maart 2019 aangetroffen op de Dwarswatering. Op de telefoon van verdachte staat een foto van de motor en deze foto is genomen op 14 maart 2019 op de Dwarswatering. Uit een telefoongesprek op 15 maart 2019 blijkt dat een persoon tegen verdachte zegt "die GS is weg". Verdachte vraagt "die GS van ons?". De persoon vraagt aan verdachte om "die kenni" te sturen. Vervolgens zegt verdachte " [kenteken 5] ".
Overweging ten aanzien van zaak A feit 7:
De rechtbank is -met de officier van justitie en anders dan de raadsvrouw- van oordeel dat het dossier voldoende feiten en omstandigheden bevat op grond waarvan kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak in vereniging (zaakdossier 26). Er is een aangifte van [slachtoffer 8] van diefstal van zijn motor, merk Yamaha MT07, met kenteken [kenteken 6] , uit de parkeergarage onder zijn woning tussen 9 maart 2019 en 16 maart 2019. De politie ziet op camerabeelden dat twee personen in de nacht van 15 maart 2019 om 5.01 uur de parkeergarage verlaten met een motor, vermoedelijk die van de aangever. Een van de personen draagt een groene jas met bontkraag en hij heeft een voorwerp in zijn hand, vermoedelijk een slijptol. De gestolen motor wordt vervolgens op 20 maart 2019 aangetroffen in een container die gelinkt is aan een persoon die uit het onderzoek naar voren is gekomen als een contact van [medeverdachte 2] en heler van gestolen motoren. Er zijn diverse tapgesprekken tussen [medeverdachte 2] en verdachte in de nacht van 15 maart 2019. Om 4.00 uur vraagt [medeverdachte 2] aan verdachte "of hij naar binnen kan rijden als altijd" en "of verdachte een slijptol heeft", waarop verdachte "ja" antwoordt. Om 5.49 uur zegt [medeverdachte 2] tegen een persoon "dat hij die MT07 al heeft gepakt met Turkoes".
Overweging ten aanzien van zaak A feit 8:
De rechtbank is -met de officier van justitie en anders dan de raadsvrouw- van oordeel dat het dossier voldoende feiten en omstandigheden bevat op grond waarvan kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak in vereniging (zaakdossier 28). Er is een aangifte van [slachtoffer 9] van diefstal van zijn motor, merk BMW F800 GS, met kenteken [kenteken 7] in de nacht van 6 op 7 februari 2019. Op camerabeelden ziet de politie dat op 7 februari 2019 om 3.57 uur twee personen op een scooter de motor aan de voorkant "slijpen" en de motor wegduwen. Een van de personen heeft een scheur aan de linker achterkant van zijn jas. Op camerabeelden van de flat van verdachte op de [BRP-adres] op 7 februari 2019 wordt om 1.58 uur gezien dat [medeverdachte 2] en verdachte op een scooter binnen komen rijden en om 2.27 uur weer naar buiten rijden. Volgens de politie komen de scooter en de kleding op de beide camerabeelden overeen. Er zijn diverse tapgesprekken tussen [medeverdachte 2] en verdachte op 6 en 7 februari 2019. Op 6 februari 2019 om 1.45 uur zegt verdachte dat "de slijp in de box ligt". Op 7 februari 2019 om 17.26 uur zegt [medeverdachte 2] tegen verdachte "dat hij die GS net heeft ingeladen".
Overweging ten aanzien van zaak A feit 9:
De rechtbank is -met de officier van justitie en anders dan de raadsvrouw- van oordeel dat het dossier voldoende feiten en omstandigheden bevat op grond waarvan kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair tenlastegelegde medeplegen van heling (zaakdossier 34). Er is een aangifte van [slachtoffer 1] van diefstal van zijn motor, met kenteken [kenteken 8] , op 17 december 2018 tussen 16.15 en 17.30 uur. Op camerabeelden ziet de politie dat op 17 december 2018 om 17.16 uur een busje aan komt rijden. NN1 en NN2 lopen naar een motor en laden deze in het busje. Op camerabeelden van de flat van verdachte op de [BRP-adres] ziet de politie dat op 17 december 2018 om 16.58 uur verdachte met NN1 en NN2 de fietsenstalling in gaat. Hij gaat vervolgens met NN1 de boxgang in en daar komen zij weer uit om 17.01 uur. NN1 rijdt op de gestolen motor. Uit een telefoongesprek op 17 december 2018 om 17.51 uur zegt [medeverdachte] tegen een persoon "dat hij iets heeft genakt van iemand" en deze persoon zegt "dat die ding terug moet". [medeverdachte] belt hierop naar verdachte en spreekt met hem over het voorgaande gesprek en wie ervan af weten.
Overweging ten aanzien van zaak A feit 10:
De rechtbank is -met de officier van justitie en anders dan de raadsvrouw- van oordeel dat het dossier voldoende feiten en omstandigheden bevat op grond waarvan kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het deelnemen aan een criminele organisatie.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier blijkt dat er sprake was van samenwerking tussen verdachte en onder meer de medeverdachten [medeverdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] . Hierbij vervulde iedere verdachte zijn eigen rol, waarbij de volgende (globaal weergegeven) modus operandi werd gehanteerd. Een specifieke motor met de locatie waar deze geparkeerd stond werd telefonisch doorgegeven aan [medeverdachte 4] door de medeverdachten. Hierop vond de diefstal van de motor plaats door een van de medeverdachten en de gestolen motor werd in de omgeving neergezet. In de dagen erna werd de gestolen motor door [medeverdachte 4] met een gehuurd busje opgehaald en naar een container gebracht.
Volgens vaste jurisprudentie kan een groep van twee of meer personen die het oogmerk heeft om misdrijven te plegen als criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht worden aangemerkt als er sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband. Uit het dossier, met name de tapgesprekken, blijkt dat er sprake was van een vaste werkwijze door de verdachten. In het proces-verbaal criminele organisatie zijn deze werkzaamheden als volgt weergegeven:
- er werd op zoek gegaan naar motoren die gestolen konden worden en er werden foto’s van gemaakt die met anderen uit de organisatie gedeeld werden;
- er werd onderzoek gedaan naar de beveiliging van de motor;
- er konden bestellingen voor een bepaald merk en type motoren gedaan worden;
- er waren hulpmiddelen die onderling beschikbaar waren en die nodig waren om de diefstallen mogelijk te maken, zoals slijpmachines, handschoenen en helmen;
- er werden busjes geregeld om de gestolen motoren uiteindelijk op te halen en af te voeren;
- er waren boxen beschikbaar om gestolen motoren (tijdelijk) te stallen;
- de gestolen motoren werden vooral verkocht, het merendeel voor de handel, maar ook aan anderen die de gestolen motoren weer gebruikten om andere criminele activiteiten mogelijk te maken;
- het verkregen geld werd verdeeld.
Hieruit blijkt dat de verdachten een netwerk hebben opgezet en onderhouden waarin anderen hen ondersteunden bij hun criminele activiteiten. Er konden op bestelling gestolen motoren geleverd worden. Er was aansturing. Er was sprake van gedegen voorbereiding. Het juiste gereedschap was roulerend voorhanden, er waren handschoenen en helmen op afroep beschikbaar. Gestolen motoren konden in verschillende boxen worden ondergebracht. Er waren intensieve onderlinge contacten tussen de kernleden, zowel per telefoon als in persoon. Zij spraken vaak af bij bepaalde horecagelegenheden die dienst deden als ontmoetingsplaats en uitvalsbasis.
Uit de tapgesprekken is gebleken dat verdachte anderen benaderde om motordiefstallen te plegen, maar ook benaderd werd of een motor gestolen mocht worden. Hij gaf ook zelf aan motoren te gaan stelen. Verdachte had contact met afnemers en hij onderhandelde over geld. Hij bewaarde in zijn woning slijptollen waarmee motordiefstallen konden worden gepleegd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het samenwerkingsverband tussen de verdachten van structurele en duurzame aard was en dat de professionele werkwijze verder reikte dan medeplegen, zodat sprake is van deelneming aan een organisatie die tot doel had het plegen van diefstallen en/of het helen van gestolen goederen.
Overweging ten aanzien van zaak B:
De rechtbank is -met de officier van justitie en anders dan de raadsvrouw- van oordeel dat het dossier voldoende feiten en omstandigheden bevat op grond waarvan kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal. De politie krijgt de melding dat twee personen kentekenplaten van een auto af aan het halen zijn en dat zij in een andere auto zijn weggereden. Deze auto wordt vervolgens aangehouden door de politie en achterin blijken de ontvreemde kentekenplaten te liggen. In de auto worden drie personen aangetroffen en de bestuurder blijkt verdachte te zijn. Door de eigenaresse van de kentekenplaten wordt aangifte gedaan van diefstal.