ECLI:NL:RBAMS:2019:7744

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2019
Publicatiedatum
17 oktober 2019
Zaaknummer
13/650458-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor internationale drugshandel en voorbereidingshandelingen met verdovende middelen

Op 17 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) in- en uitvoer van verdovende middelen, waaronder cocaïne en heroïne, en aan voorbereidingshandelingen voor de bewerking en verwerking van deze middelen. Het onderzoek, genaamd 13Zomergem, startte op 2 juli 2018 na tips over drugshandel vanuit een woning in Amsterdam. De verdachte werd in verband gebracht met meerdere telefoongesprekken waarin over de handel in drugs werd gesproken. Tijdens doorzoekingen in verschillende woningen zijn aanzienlijke hoeveelheden cocaïne, heroïne en versnijdingsmiddelen aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs en dat hij betrokken was bij de internationale drugshandel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarbij de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel zwaar zijn meegewogen. De rechtbank heeft ook een geldbedrag van €3.220,80 verbeurd verklaard, aangezien dit bedrag vermoedelijk afkomstig is uit drugsgerelateerde criminaliteit.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/650458-18
Datum uitspraak: 17 oktober 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 februari 2019, 2 april 2019 en 12 juni 2019 (allen pro forma) en de terechtzittingen van 9 en 10 september 2019 (inhoudelijke behandeling) en gesloten op 17 oktober 2019.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] : [medeverdachte 1] ) (13/650355-18 en 13/654056-19), [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) (13/654163-18) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) (13/654165-18).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. S.M. Hoogerheide en G. Dankers, en van wat door de raadsman van verdachte, mr. V.R.C. Shukrula en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan [verdachte] is – na wijziging op de zitting – kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1.
de (verlengde) in- en/of uitvoer van meerdere hoeveelheden verdovende middelen, waaronder cocaïne en heroïne - aangetroffen de woningen op de adressen [adres 1] en [adres 2] , alsmede in de ontlasting van [naam 1] - en/of het voorhanden hebben daarvan, in de periode van 2 juli 2018 tot en met 21 november 2018 te Amsterdam, al dan niet in vereniging gepleegd;
2.
voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen ten aanzien van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet, in de periode van 2 juli 2018 tot en met 21 november 2018 te Amsterdam, al dan niet in vereniging gepleegd;
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten en omstandigheden
Het opsporingsonderzoek 13Zomergem is gestart op 2 juli 2018, naar aanleiding van tips die het Team Criminele Inlichtingen van de Eenheid Amsterdam ontving. Deze hielden in dat er vanuit de woning op het adres [adres 3] door Nigerianen werd gehandeld in verdovende middelen/cocaïne. Er zou gebruik worden gemaakt van telefoonnummers [nummer] (hierna: # [nummer] ) en [nummer] (hierna: # [nummer] ).
Aan de hand van telefoontaps en observaties kwam [medeverdachte 1] in beeld als gebruiker van deze telefoonnummers. De persoon sprak over zijn zoontje genaamd [naam zoontje] en had onder meer telefonisch contact met een persoon die gebruik maakte van telefoonnummer [nummer] (hierna: # [nummer] ).
Deze laatstbedoelde persoon bleek een huisgenoot van [medeverdachte 1] te zijn, genaamd: [medeverdachte 2] , medeverdachte in dit onderzoek. De sleutels die [medeverdachte 2] op het moment van zijn aanhouding bij zich droeg, pasten op de slaapkamer waarvan hij, [medeverdachte 2] , had aangegeven dat hij daar verbleef. De telefoons die beide verdachten onder zich hadden op het moment van aanhouding waren gekoppeld aan voornoemde telefoonnummers waarmee zij eerder in verband werden gebracht.
In afgeluisterde telefoongesprekken, met zowel Nederlandse als buitenlandse telefoonnummers, wordt gesproken over hoeveelheden, kostprijzen, geldtransacties, kwaliteit, “spul”, “dat ding/die dingen”, “blok(vorm)”, “steen(vorm)”, “olie”, “charlie”, “wit”, “het ruikt”, “mensen die het vanachter zouden uitscheiden”, “het via de bagage zouden brengen”, wat “per vracht zou worden gebracht” of “in de pussy zou worden gezet en meegenomen” en leveren/levering, maar ook over andere landen, zoals “het land van Eliza”, Zwitserland en Denemarken.
Aan de hand van telefoongesprekken gevoerd met het nummer # [nummer] , in gebruik bij [medeverdachte 1] , op 16 en 17 oktober 2018, kreeg de politie het vermoeden dat een levering van verdovende middelen zou plaatshebben. Hierop is op 18 oktober 2018 een observatie gestart en is vervolgens [medeverdachte 1] aangehouden. [medeverdachte 1] bleek ten tijde van zijn aanhouding 200 gram slikkersbollen met cocaïne verstopt te hebben in zijn onderbroek.
[medeverdachte 1] is aangehouden in een auto. Deze werd op dat moment bestuurd door een snorder: [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] maakt gebruik van telefoonnummer [nummer] (hierna: # [nummer] ). Bij de fouillering van [medeverdachte 3] is een geldbedrag van € 1.240,- (twaalfhonderdveertig euro) aangetroffen.
In de woning op het adres [adres 3] is op 18 oktober 2018 een doorzoeking geweest. Daarbij zijn versnijdingsmiddelen aangetroffen en andere goederen die kunnen worden gebruikt bij het bereiden en bewerken van verdovende middelen, zoals blenders, gramweegschaaltjes, een zeef, een pan (voorzien van wit poeder aan de binnenzijde), ammoniak, grote hoeveelheden plastic zakken en een gasbrander.
In de afgeluisterde telefoongesprekken kwamen gesprekken voor waarin werd gerefereerd aan een persoon die “ [bijnaam] ” wordt genoemd. Gebleken is dat dit [verdachte] is. [verdachte] heeft in de ten laste gelegde periode gebruik gemaakt van diverse telefoonnummers: eerst [nummer] (hierna: # [nummer] ), dan [nummer] (hierna: # [nummer] ) en tot slot [nummer] (hierna: # [nummer] ).
[verdachte] is op 19 september 2018 aangehouden op grond van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij er op zicht geen verdovende middelen werden aangetroffen in de woning waar hij op dat moment verbleef, [adres 1] . [verdachte] is de volgende dag heengezonden. Er is op 20 september 2018 naar aanleiding van nieuwe tapgesprekken die betrekking hadden op de aanwezigheid van politie in deze woning op 19 september 2018, alsnog een doorzoeking verricht op het adres [adres 1] .
Op meerdere plekken in de woning [adres 1] werden cocaïne, heroïne, MDMA pillen en versnijdingsmiddelen aangetroffen. Als ook diverse goederen die kunnen worden gebruikt bij het bereiden en bewerken van verdovende middelen, waaronder een blender (met poederresten), digitale weegschalen en boterhamzakjes. In één van de slaapkamers (genummerd als slaapkamer 3) is een koffer aangetroffen met daarin een factuur op naam van [verdachte] . Uit een kledingkast in dezelfde slaapkamer werd door [verdachte] in bijzijn van de politie zijn portemonnee gepakt. [verdachte] is aangehouden op 20 november 2018.
Bij zijn fouillering is een hoeveelheid van 122,16 gram heroïne aangetroffen, verpakt in slikkersbollen, een geldbedrag van €3.220,80 en een mobiele telefoon met daarin een simkaart met het nummer # [nummer] .
Op 20 november 2018 zijn ook drie andere personen aangehouden, die zich op het moment van hun aanhouding bevonden in de woning op het adres [adres 2] , de vermoedelijk nieuwe verblijfplaats van [verdachte] . Twee mannen, [naam 2] en [naam 3] , en een vrouw, [naam 1] . [naam 1] bevond zich ten tijde van de aanhouding in een slaapkamer, op bed met een ontbloot onderlichaam onder een deken. Op de plek waar zij lag is een slikkersbol aangetroffen met daarin 6,75 gram cocaïne. Uiteindelijk zijn er in haar ontlasting 27 slikkersbollen aangetroffen, met daarin een totaalgewicht van 182,25 gram cocaïne. [naam 3] , die zich op het moment van de aanhouding in dezelfde slaapkamer bevond, had een plastic tas vast met daarin 63 slikkersbollen met een totaalgewicht van 424 gram cocaïne. Verder zijn er in deze woning onder meer het volgende aangetroffen: 129,93 gram cocaïne, 4,15 gram heroïne, diverse versnijdingsmiddelen en andere goederen die kunnen worden gebruikt bij het bereiden en bewerken van verdovende middelen. In deze woning wordt tevens een telefoon aangetroffen met daarin een simkaart die is gekoppeld aan het telefoonnummer # [nummer] , in gebruik bij [verdachte] . [naam 2] (13/654182-18), [naam 3] (13/654181-18) en [naam 1] (13/654183-18) zijn op 14 maart 2019 door deze rechtbank veroordeeld in verband met de Opiumwet.
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde in- en/of uitvoer, met uitzondering van verdovende middelen ten laste gelegd onder gedachtenstreepjes 2, 3 en 4. Nu het ten aanzien van die gedachtenstreepjes gaat om relatief kleine hoeveelheden heroïne en XTC-pillen, is het onduidelijk of deze zijn ingevoerd of voor uitvoer bestemd waren.
[verdachte] kan verder worden veroordeeld voor het aanwezig hebben van de (overige) verdovende middelen, zoals opgenomen in de tenlastelegging, alsmede voor het treffen van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet door het voorhanden hebben van versnijdingsmiddelen en andere goederen die in de woningen op de adressen [adres 1] en [adres 2] zijn aangetroffen.
Uit diverse tapgesprekken en observaties blijkt dat [verdachte] zich bezig hield met de handel in verdovende middelen en dat hij onder meer in contact stond met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [verdachte] kan tevens in verband worden gebracht met hetgeen is aangetroffen in de woningen op eerdergenoemde adressen: hij wist van de aanwezigheid van de verdovende middelen en kon hier ook over beschikken. Tot slot kan [verdachte] worden veroordeeld voor de heroïne die bij zijn aanhouding, verpakt in slikkersbollen, bij hem is aangetroffen.
Ten aanzien van de woning op het adres [adres 1] werd duidelijk dat [verdachte] hier verbleef en dat er verdovende middelen in de woning lagen, wat ook is gebleken bij de doorzoeking. Hoewel er vanaf 20 september 2018 geen drugsgerelateerde werkzaamheden meer konden worden verricht vanuit deze woning, gingen de drugsgerelateerde telefoongesprekken door.
Ten aanzien van de woning op het adres [adres 2] geldt dat medeverdachte [naam 2] (reeds veroordeeld) heeft verklaard dat “ [bijnaam] ” daar woonde en er is een boodschappentas met sardientjes aangetroffen, die kort voor de doorzoeking door [verdachte] waren gekocht. Tevens zijn er door [verdachte] op 19 en 20 november 2018 telefoongesprekken gevoerd die goed passen bij de situatie die werd aangetroffen in de woning: medeverdachte [naam 1] die in het bijzijn van medeverdachten [naam 2] en [naam 3] bezig was met het uitscheiden van slikkersbollen. De (verlengde) in- en/of uitvoer van (een onbekend gebleven hoeveelheid) verdovende middelen wordt onder meer verder ondersteund door de belastende tapgesprekken met medeverdachte [medeverdachte 2] .
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat enkel tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het bezit van de 122,16 gram heroïne die bij de aanhouding van [verdachte] in zijn jaszak is aangetroffen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het overige bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Van de tapgesprekken kan niet worden gezegd dat deze zonder meer gaan over de handel in verdovende middelen en [verdachte] kan geen strafrechtelijk verwijt worden gemaakt voor de handelingen van een ander persoon die zich bezighoudt met internationale drugshandel. Op geen enkele wijze blijkt dat [verdachte] daadwerkelijk verdovende middelen binnen of buiten Nederland heeft gebracht.
Ten aanzien van de verdovende middelen die zijn aangetroffen in de woning op het adres [adres 1] geldt dat deze volledig aan het zicht onttrokken waren. Niet kan worden gesteld dat [verdachte] daar wetenschap van en beschikkingsmacht over had. [verdachte] bezocht de woning sporadisch en ten tijde van zijn aanhouding waren er andere personen in de woning die de verdovende middelen mogelijk in de woning hebben geplaatst.
Ten aanzien van de verdovende middelen die zijn aangetroffen in de woning op het adres [adres 2] geldt ook dat niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] daar wetenschap van en beschikkingsmacht over had. Hij bezocht de woning enkel om de bijbehorende bergruimte als opslagplaats te gebruiken voor legale goederen. Ook ten aanzien van de slikkersbollen die zijn aangetroffen bij medeverdachte [naam 1] kan niet worden bewezen dat [verdachte] daar wetenschap van en beschikkingsmacht over had.
Tot slot heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde medeplegen, nu uit het dossier niet volgt dat [verdachte] een intellectuele of materiële bijdrage van voldoende gewicht aan een delict heeft geleverd. Uit het dossier blijkt niet van een onderlinge rolverdeling tussen verdachten.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsoverwegingen en bespreking verweren
Vaststellen van verdachte als gebruiker van de telefoonnummers # [nummer] , # [nummer] en # [nummer]
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat [verdachte] in de ten laste gelegde periode gebruik heeft gemaakt van telefoonnummers # [nummer] , # [nummer] en # [nummer] .
Tapgesprekken en versluierd taalgebruik
Uit vaste rechtspraak volgt dat wanneer in weerwil van de letterlijk gebezigde bewoordingen de betekenis en strekking van onderschepte gesprekken niettemin worden geduid als betrekking hebbende op lijst I drugs, bij de bewijslevering de nodige behoedzaamheid dient te worden betracht. Het risico op een verkeerd begrip is immers aanwezig als de betekenis van het gesproken en geschreven woord moet worden uitgelegd en geïnterpreteerd. De rechtbank heeft daarom na te gaan of de voor het bewijs te bezigen verslagen van – in het onderhavige geval – telefoongesprekken, bezien naar hun inhoud, de chronologie en de kring van deelnemers aan die gesprekken, in een met het oog op de bewijslevering betekenisvolle samenhang kunnen worden geplaatst.
De telefoongesprekken die met telefoonnummers # [nummer] , # [nummer] en # [nummer] zijn gevoerd, zijn vanaf 7 september 2018 (# [nummer] ) en 16 november 2018 (# [nummer] ) opgenomen en uitgeluisterd, maar zijn ook over de tap gekomen bij verdachten die eerder onder de tap waren gezet. Door [verdachte] wordt met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en anderen onder meer gesproken over hoeveelheden, bedragen, kwaliteit, ‘spul’, ‘Eliza’, ‘reizigers’, ‘sterk spul’ en ‘niet vermengd spul’.
In het licht van de overige stukken in het dossier, in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat er in versluierd taalgebruik over de handel in verdovende middelen wordt gesproken. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat er onder [verdachte] 122,16 gram heroïne in slikkersbollen is aangetroffen en er in de woningen waar hij verbleef (zie navolgende overweging) meerdere hoeveelheden cocaïne zijn aangetroffen, alsmede goederen die zien op het bewerken en bereiden van harddrugs. De gesprekken worden hierdoor meer in context geplaatst en geduid als drugsgerelateerd. Daarbij biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten dat [verdachte] zou handelen in legale middelen. De factuur die in zijn koffer is aangetroffen van het bedrijf [naam bedrijf] is gedateerd. Een enkele, oude factuur, kan niet gelden als onderbouwing voor actuele legale handel. De tas met ingeblikte sardientjes die in de woning op het adres [adres 2] is aangetroffen kan evenmin gelden als voldoende onderbouwing voor legale handel. Daarbij komt dat er op de [adres 2] op het moment van de inval bolletjes met cocaïne werden geproduceerd door [naam 1] , hetgeen de tapgesprekken van [verdachte] verdere duiding geeft, en zijn handelen op die manier inkleurt. [verdachte] heeft geen concrete, alternatieve uitleg gegeven van de duiding van de tapgesprekken. De rechtbank is alles afwegend van oordeel dat de telefoongesprekken in redelijkheid niet anders kunnen worden gelezen dan dat ze over (de internationale handel in) verdovende middelen gaan.
Wetenschap en beschikkingsmacht
De rechtbank acht het op grond van de stukken in het dossier aannemelijk dat [verdachte] eerst verbleef op het adres [adres 1] en nadien op het adres [adres 2] .
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat personen die enige tijd in een woning verblijven worden geacht te weten wat er zich in deze woning bevindt, behoudens contraindicaties. Dat [verdachte] in deze woningen verbleef, betekent dat hij over de goederen in die woning heeft kunnen beschikken. [verdachte] wist naar het oordeel van de rechtbank ook dat de aangetroffen goederen in de woningen aanwezig waren. Deze wetenschap leidt de rechtbank af uit de omstandigheid dat de verdovende middelen in woongedeelten zijn aangetroffen, die bij normaal gebruik van de woning zouden opvallen. De verdovende middelen waren niet verstopt in verborgen ruimtes.
In de woning op de [adres 1] zijn meerdere hoeveelheden harddrugs aangetroffen in de slaapkamer die bij [verdachte] is gebruik was. Dat deze kamer van hem was, blijkt uit het feit dat een koffer met daarin een op zijn naam staande factuur in de kamer stond, dat [verdachte] zich tijdens de aanhouding op 19 september 2018 in die slaapkamer bevond en uit het feit dat hij toen zijn portemonnee uit een kledingkast in deze slaapkamer pakte. Ook de goederen die verband houden met het bereiden/bewerken van verdovende middelen, te weten de versnijdingsmiddelen en goederen als weegschalen, blenders, en verpakkingsmateriaal werden aangetroffen in de keuken.
Ten aanzien van de woning op de [adres 2] geldt dat de verdovende middelen werden aangetroffen in een keukenkastje, een keukenla, de vaatwasmachine en de oven. Op het moment van de inval was medeverdachte [naam 1] slikkersbollen aan het produceren en had [naam 3] een tas met slikkersbollen vast. Ook op de [adres 2] zijn versnijdingsmiddelen aangetroffen. Uit het dossier volgt dat deze woning fungeerde als opslagplaats en bewerkingsplaats voor de verdovende middelen. Door buurtbewoners is door het tonen van een foto van [verdachte] gebleken dat hij in de woning verbleef, hetgeen ook door medeverdachte [naam 2] is verklaard: er zou een persoon genaamd “ [bijnaam] ”, de bijnaam van [verdachte] , op de [adres 2] wonen.
De verklaring van [verdachte] , dat hij slechts enkele dagen in het appartement aan de [adres 1] heeft verbleven, en hij het appartement aan de [adres 2] alleen bezocht om gebruik te maken van de opslagruimte voor goederen die hij naar Nigeria verscheept, acht de rechtbank in het licht van de overige stukken in het dossier niet aannemelijk, gelet op de plekken waar de middelen zijn aangetroffen, in combinatie met de belastende tapgesprekken en het feit dat [verdachte] is aangehouden met een hoeveelheid heroïne op zak, verpakt in slikkersbollen. Van een contra-ïndicatie die zou duiden op het ontbreken van de wetenschap van [verdachte] van de aanwezige contrabande is de rechtbank niet gebleken.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van de in- en/of uitvoer van verdovende middelen ten laste gelegd onder gedachtenstreepjes 2, 3 en 4, conform het standpunt van de officier van justitie. Het gaat om relatief kleine hoeveelheden heroïne en XTC-pillen, waardoor het niet aannemelijk is dat deze voor in- of uitvoer bestemd waren.
Medeplegen
De rechtbank stelt vast dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan onder meer worden afgeleid uit de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de uitvoering van het delict en het belang van de rol van de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat uit de tapgesprekken volgt dat [verdachte] afspraken met anderen heeft gemaakt over de levering van verdovende middelen en over de wijze van het transport. Hij onderhield contacten met anderen om drugstransporten te organiseren. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen en dat zijn bijdrage van voldoende gewicht is om van medeplegen te spreken. Dit geldt niet voor de heroïne die bij [verdachte] is aangetroffen tijdens zijn aanhouding. Daarvoor biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten.
Conclusie
Bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, maken dat de rechtbank van oordeel is dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van en het binnen en buiten de landsgrenzen van Nederland brengen van verdovende middelen, zoals vermeld op lijst 1 van de Opiumwet, waaronder heroïne en cocaïne en dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen tot het bewerken en verwerken van verdovende middelen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 2 juli 2018 tot en met 21 november 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
- 512,3 gram cocaïne, zoals aangetroffen bij de doorzoeking van het pand [adres 1] op 20 september 2018 en
- 650,53 gram cocaïne, zoals aangetroffen bij de doorzoeking van het pand [adres 2] op 21 november 2018 en
- 4,15 gram heroïne, zoals aangetroffen bij de doorzoeking van het pand [adres 2] en
- 27 slikkersbollen bevattende cocaïne, zoals aangetroffen in de ontlasting van medeverdachte [naam 1] na haar aanhouding en
- hoeveelheden van middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
EN
in de periode van 2 juli 2018 tot en met 21 november 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 512,3 gram cocaïne, zoals aangetroffen bij de doorzoeking van het pand [adres 1] op 20 september 2018 en
- een hoeveelheid heroïne, zoals aangetroffen bij de doorzoeking van het pand [adres 1] op 20 september 2018 en
- 7 XTC-pillen, bevattende MDMA, zoals aangetroffen bij de doorzoeking van het pand [adres 1] op 20 september 2018 en
- 650,53 gram cocaïne, zoals aangetroffen bij de doorzoeking van het pand [adres 2] op 21 november 2018 en
- 4,15 gram heroïne, zoals aangetroffen bij de doorzoeking van het pand [adres 2] en
- 27 slikkersbollen bevattende cocaïne, zoals aangetroffen in de ontlasting van medeverdachte [naam 1] na haar aanhouding en
- hoeveelheden van middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
EN
op 21 november 2018 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 0,16 gram en 122 gram heroïne, zoals aangetroffen onder verdachte op 20 november 2018.
2.
in de periode 2 juli 2018 tot en met 21 november 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne en/of heroïne, voor te bereiden
- 52,2 gram fenacetine, aangetroffen in het pand [adres 1] en
- blenders, aangetroffen in het pand [adres 1] en
- tandenborstels, aangetroffen in het pand [adres 1] en
- plastic zakken, aangetroffen in het pand [adres 1] en
- weegschalen (met wit residu), aangetroffen in het pand [adres 1] en
- boterhamzakjes, aangetroffen in het pand [adres 1] en
- koffiefilterzakjes, aangetroffen in het pand [adres 1] en
- telefoons, aangetroffen in het pand [adres 1] en
- verpakkingen lactose melkpoeder, aangetroffen in het pand [adres 1] en
- 140,49 gram coffeïne en/of paracetamol en 3,24 gram fenacetine, aangetroffen in het pand [adres 2] en
- telefoons, aangetroffen in het pand [adres 2]
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat [verdachte] voor de door hen bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 (achtenveertig) maanden, met aftrek van voorarrest.
De officieren van justitie hebben aangevoerd dat er met de straf een internationaal signaal moet worden afgegeven. Er is sprake van enorme intensiteit van drugshandel door een geolied netwerk van West-Afrikaanse criminelen, die berekenend te werk gaan en mensen gebruiken als verpakkingsmateriaal van drugs op een onterende en levensgevaarlijke manier. Door hun toedoen is er in de Bijlmer een parallelle samenleving ontstaan met illegale geldstromen, illegaal vervoer en misbruik van sociale voorzieningen (woningen).
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om in het geval van een bewezenverklaring een straf op te leggen die de duur van de voorlopige hechtenis niet overstijgt. [verdachte] is
first offenderen heeft gelet op zijn status als ongewenst vreemdeling geen reden om in Nederland te blijven, te meer nu zijn vrouw in [woonplaats] woonachtig is.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
[verdachte] heeft zich samen met anderen gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan internationale handel in verdovende middelen. Bij zijn aanhouding werden er bij hem slikkersbollen aangetroffen met daarin 122,16 gram heroïne. Ook werden er in twee panden waarin [verdachte] heeft verbleven hoeveelheden cocaïne, versnijdingsmiddelen en goederen aangetroffen die kunnen worden gebruikt voor het bereiden/bewerken van harddrugs. Hoewel de intensiteit van de internationale handel door de officier van justitie niet is geconcretiseerd, is aan de hand van de wijze van communicatie in telefoongesprekken duidelijk geworden dat er sprake is van een gevestigde, uitgebreide praktijk. Na de drugsvondst in de woning op het adres [adres 1] is [verdachte] doorgegaan met het verrichten van zijn drugsgerelateerde werkzaamheden in de woning op het adres [adres 2] . Hij heeft daarvoor een nieuw telefoonnummer in gebruik genomen en zijn oude telefoonnummer niet meer gebruikt. Dit rekent de rechtbank hem aan.
Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs grote gevaren voor de gezondheid van gebruikers ervan kunnen opleveren en dat het gepaard gaat met overlast in de samenleving. [verdachte] heeft met zijn handelen bijgedragen aan de schaduweconomie die in de maatschappij is ontstaan door geld dat met drugshandel wordt verdiend. Hij heeft daarbij oog gehad voor geldelijk gewin en zich kennelijk niet bekommerd om de gevolgen voor de gezondheid van gebruikers. De rechtbank neemt hierbij tevens in overweging dat uit het dossier volgt dat gebruik werd gemaakt van bolletjesslikkers. Dit levert een bijzonder groot risico op voor de gezondheid van de desbetreffende personen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 14 augustus 2019, waaruit volgt dat [verdachte] niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Bij het bepalen van de strafmaat is gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en naar de straffen die door deze rechtbank in overeenkomstige zaken zijn toegepast. Een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf is naar het oordeel van de rechtbank op zijn plaats.
De rechtbank is van oordeel dat de straf van zodanig gewicht moet zijn, dat er een drempel ontstaat voor [verdachte] en anderen om zich in te laten met de handel in harddrugs. De rechtbank vindt alles overwegende een gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden passend en geboden.

9.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
1. Geld Euro €3.220,80 5667499.
Voornoemd geldbedrag behoort aan [verdachte] toe. De rechtbank gaat er vanuit dat het geld afkomstig is uit drugsgerelateerde criminaliteit, nu hij geen aantoonbare legale bron van inkomsten heeft. Dit geldbedrag zal worden verbeurd verklaard.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
eendaadse samenloop van het
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, in vereniging gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, in vereniging gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 voorbereiden of bevorderen, door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, in vereniging gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
42 (tweeënveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
1. Geld Euro €3.220,80 5667499.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Gabel, voorzitter,
mrs. S. Djebali en R.A.J. Hübel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.E. van der Burg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 oktober 2019.