ECLI:NL:RBAMS:2019:7716

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2019
Publicatiedatum
17 oktober 2019
Zaaknummer
7557 CV EXPL 19-4510 TV INC
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot tussenkomst in een civiele procedure met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 26 juli 2019 uitspraak gedaan in een incident tot tussenkomst. De eiseres in de hoofdzaak, aangeduid als [eiseres 1], heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, [gedaagde], tot betaling van een bedrag van € 8.483,10, vermeerderd met wettelijke rente. De eiseres in het incident, [eiseres 2], heeft verzocht om als gevoegde partij te worden toegelaten, omdat zij stelt dat zij de werkelijke crediteur is van de vordering. De gedaagde heeft verweer gevoerd en betwist dat er een overeenkomst is gesloten met [eiseres 1]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiseres 2] voldoende belang heeft bij haar vordering tot tussenkomst, omdat zij door de procedure van [eiseres 1] benadeeld kan worden. De kantonrechter heeft de vordering tot tussenkomst toegewezen en [eiseres 1] en [eiseres 2] hoofdelijk in de proceskosten van de gedaagde veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 300,00. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 7557657 CV EXPL 19-4510
Uitspraak: 26 juli 2019
Vonnis van de kantonrechter in het incident
in de zaak van:
[eiseres 1],
handelend onder de naam
[handelsnaam],
wonend te [vestigingsplaats] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
gemachtigde R. van Schendel,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 2],
mede handelend onder de naam
[handelsnaam],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eiseres in het incident,
gemachtigde R. van Schendel,
t e g e n
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
gemachtigde mr. M.A.J. Jansen.
Partijen zullen hierna [eiseres 1] , [eiseres 2] en [gedaagde] genoemd worden.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 februari 2019 van [eiseres 1] , met producties;
  • de conclusie van antwoord van 4 april 2019 van [gedaagde] , met producties;
  • het vonnis van 18 april 2019, waarin is beslist dat schriftelijk wordt voortgeprocedeerd;
  • de incidentele conclusie tot voeging van 17 mei 2019 van [eiseres 2] ;
  • de conclusie van antwoord in incident van 17 mei 2019 van [eiseres 1] ;
  • de conclusie van antwoord in het incident van 14 juni 2019 van [gedaagde] , met producties.
Ten slotte is vonnis in het incident bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

1.Het geschil

in de hoofdzaak

1.1.
[eiseres 1] vordert veroordeling van [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis tot betaling van:
  • € 8.483,10, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 december 2018;
  • eventueel nog te maken en gemaakte buitengerechtelijke kosten, en proceskosten, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na dagvaarding.
1.2.
[gedaagde] voert als enige verweer, dat zij geen overeenkomst heeft gesloten met [eiseres 1] of haar eenmanszaak, maar met [eiseres 2]
in het incident
1.3.
[eiseres 2] vordert dat zij wordt toegelaten als gevoegde partij in dit rechtsgeding met een vordering gelijkluidend aan die van [eiseres 1] in de hoofdzaak en aangevuld met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit incident, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na het vonnis in incident.
1.4.
[eiseres 1] voert geen verweer.
1.5.
[gedaagde] voert als verweer aan dat [eiseres 2] geen belang heeft bij haar vordering tot voeging en dat zij misbruik maakt van haar bevoegdheid. Zij vordert veroordeling van [eiseres 2] in de werkelijke kosten van het incident, waaronder de nakosten.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) kan eenieder, die belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, vorderen zich daarin te mogen voegen of daarin te mogen tussenkomen. Aangezien [eiseres 2] stelt dat zij en niet [eiseres 1] de crediteur is van de vordering waarvan in de hoofdzaak voldoening wordt gevorderd, begrijpt de kantonrechter dat [eiseres 2] heeft bedoeld te vorderen te mogen tussenkomen in het geding dat aanhangig is tussen [eiseres 1] en [gedaagde] in plaats van zich daarin te mogen voegen. Dat [gedaagde] de vordering ook op deze manier heeft opgevat, blijkt uit haar conclusie van antwoord in het incident.
2.2.
Voor toewijzing van een vordering tot tussenkomst moet blijken van een belang van de eiser om benadeling of verlies van een hem toekomend recht te voorkomen. In overeenstemming met deze maatstaf moet in de regel worden aangenomen dat het in artikel 217 Rv genoemde belang aanwezig is wanneer degene, die volgens de tussenkomst vorderende partij zijn schuldenaar is, door een derde wordt aangesproken tot voldoening van een vordering. Niet valt in te zien waarom in zo’n geval een afzonderlijke procedure, die veelal tot vertraging aanleiding zal geven en gevaar voor tegenstrijdige beslissingen kan opleveren, noodzakelijk zou zijn (vgl. ECLI:NL:HR:2003:AF2833).
2.3.
[gedaagde] heeft niet gesteld en evenmin gebleken dat sprake is van bijzondere omstandigheden die tot afwijking van bovengenoemde regel nopen, zodat [eiseres 2] geacht moet worden voldoende belang bij haar vordering te hebben.
2.4.
Dat [gedaagde] bij toewijzing van de vordering in incident de mogelijkheid zou worden ontzegd om inhoudelijk verweer te voeren, is niet waar. De kantonrechter zal [gedaagde] namelijk in de gelegenheid stellen om een akte aanvulling conclusie van antwoord in de hoofdzaak te nemen. Na deze aanvullende akte zal bij tussenvonnis worden bepaald of schriftelijk wordt voortgeprocedeerd of dat er een zitting zal worden gehouden. Gelet hierop is dan ook geen sprake van misbruik van bevoegdheid door [eiseres 2] De extra kosten van deze proceshandeling zijn wel het gevolg van de wijze van procederen van [eiseres 1] en [eiseres 2] , en zullen bij eindvonnis in de hoofdzaak dan ook als nodeloos veroorzaakt voor hun rekening worden gebracht.
Conclusie
2.5.
Gelet op het bovenstaande zal de vordering tot tussenkomst worden toegewezen.
Proceskosten in het incident
2.6.
[eiseres 2] is weliswaar in het incident in het gelijk gesteld, maar toch zullen zij en [eiseres 1] hoofdelijk in de proceskosten van [gedaagde] in het incident worden veroordeeld. [eiseres 1] en haar vennootschap hebben ervoor gekozen om op deze wijze te procederen en hebben – uitgelokt door het verweer van [gedaagde] in haar conclusie van antwoord – een koerswijziging in hun processtrategie doorgevoerd, waarvan de kosten als nodeloos veroorzaakt voor hun rekening moeten komen. Er bestaat gelet op de aard van dit vonnis geen aanleiding om de door [gedaagde] gevorderde veroordeling in de werkelijke proceskosten en nakosten toe te wijzen. De proceskosten van [gedaagde] in incident worden begroot op € 300,00 aan salaris gemachtigde (1 punt × tarief € 300,00).
BESLISSING
De kantonrechter
in het incident
- laat [eiseres 2] toe tussen te komen in het onderhavige geding tussen [eiseres 1] en [gedaagde] ,
- veroordeelt [eiseres 2] en [eiseres 1] hoofdelijk (betaling door de een bevrijdt de ander) in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 300,00,
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
- wijst het meer of anders gevorderde af,
in de hoofdzaak
- bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
23 augustus 2019voor een akte aanvulling conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde] ,
- bepaalt dat de zaak daarna op de rol zal komen voor (instructie)vonnis,
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. M.R.J. van Wel, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juli 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter