ECLI:NL:RBAMS:2019:7715

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2019
Publicatiedatum
17 oktober 2019
Zaaknummer
7577828 \ CV EXPL 19-5157
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een koopovereenkomst en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de nakoming van een koopovereenkomst. De koopovereenkomst, gesloten op 21 september 2017, betrof de verkoop van de onderneming [supermarkt] voor een bedrag van € 27.500,-, te betalen in wekelijkse termijnen van € 500,-. [eiser] vorderde dat [gedaagde] zou worden veroordeeld tot nakoming van de overeenkomst, omdat er nog een bedrag van € 12.900,- openstond. [gedaagde] voerde aan dat hij de supermarkt met goedkeuring van [eiser] had doorverkocht aan een derde en dat de oorspronkelijke koopsom verlaagd moest worden tot € 14.000,-. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] zijn betalingsverplichtingen niet was nagekomen en dat zijn verweer niet voldoende onderbouwd was. De rechter wees de vordering van [eiser] toe en veroordeelde [gedaagde] tot betaling van het openstaande bedrag, evenals de proceskosten. Tevens werd bepaald dat er geen dwangsom kon worden opgelegd bij de veroordeling tot betaling van een geldsom, conform artikel 611a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer \ rolnummer: 7577828 \ CV EXPL 19-5157
Uitspraak: 28 juni 2019
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. J.V. van Blitterswijk,
t e g e n
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties,
  • de mondelinge conclusie van antwoord,
  • het tussenvonnis van 25 maart 2019,
  • de conclusie van repliek,
  • de beslissing van de rolrechter dat het recht van [gedaagde] om te mogen concluderen voor dupliek is vervallen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is op 21 september 2017 een koopovereenkomst gesloten aangaande de onderneming [supermarkt] te [adres] te [plaats] (hierna: de koopovereenkomst).
2.2.
De koopovereenkomst luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

Artikel 2: Koop en Verkoop
Deze koop en verkoop is geschied voor een prijs van € 27.500,-, zegge: zevenentwintigduizendvijfhonderd euro. De koopsom zal in afbetaling plaatsvinden. Elke week (op een zaterdag en eerste betaling op 6-10-2017) zal er € 500,-, zegge: vijfhonderd euro worden betaald. Na 55 weken zal de koopsom afbetaald zijn en is koper de rechtmatige eigenaar. Als koper in gebreke blijft door de wekelijkse aflossing niet te voldoen zal de koopovereenkomst per direct beeindigd worden en is verkoper weer eigenaar van de onderneming zoals vermeld in artikel 1. Ook zal de verkoper de eventuele betalingen door koper niet hoeven te restitueren.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis primair zal worden veroordeeld tot nakoming van de koopovereenkomst, op straffe van een dwangsom, en subsidiair ontbinding van deze overeenkomst, en tot betaling van de proces- en nakosten.
3.2.
[eiser] stelt dat [gedaagde] heeft nagelaten de overeengekomen maandelijkse afbetaling van de koopsom te blijven voldoen. Er staat nog een bedrag van € 12.900,- open. Gelet hierop vordert [eiser] primair nakoming van de koopovereenkomst en subsidiair, als nakoming onmogelijk blijkt, ontbinding van deze overeenkomst.
3.3.
[gedaagde] voert het volgende aan. Met [eiser] is afgesproken dat de supermarkt aan hem kon worden terugverkocht als deze niet zou draaien. Met goedkeuring van [eiser] is [gedaagde] zelf op zoek gegaan naar een koper, omdat [eiser] vertelde geen koper te hebben voor de terugkoop. [gedaagde] heeft de supermarkt voor € 14.000,- aan een ander verkocht. Omdat [eiser] akkoord ging met deze verkoop, moet de oorspronkelijke koopsom tot dit bedrag worden verminderd. Van de koopsom van € 14.000,- heeft [gedaagde] € 1.800,- aan [eiser] betaald. Daarnaast heeft hij via een medewerker nog in totaal € 3.000,- contant betaald aan [eiser] . Daarmee is de verminderde koopsom afbetaald.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van de koopovereenkomst is [gedaagde] verplicht om de koopsom van € 27.500,- aan [eiser] te betalen. Zij zijn hiervoor een maandelijks aflossingsschema overeengekomen, dat [gedaagde] niet volledig is nagekomen. Dit betekent dat de vordering van [eiser] tot nakoming in beginsel kan worden toegewezen.
4.2.
Het verweer van [gedaagde] bestaat uit meerdere onderdelen. Partijen zouden zijn overeengekomen dat hij de supermarkt kon terugverkopen aan [eiser] . Hij zou dit hebben gedaan met toestemming van [eiser] aan een derde. De oorspronkelijke koopsom zou moeten worden verminderd tot het bedrag dat hij met deze derde is overeengekomen. [gedaagde] zou door zijn aflossingen en overige contante betalingen deze koopsom al hebben afbetaald.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat voor geen van deze onderdelen een begin van aannemelijkheid of bewijs bestaat, zodat het verweer faalt. De koopovereenkomst bevat bijvoorbeeld geen terugverkoop-afspraak. Uit de door [eiser] overgelegde correspondentie tussen partijen blijkt ook niets van een dergelijke afspraak of betalingen buiten het aflossingsschema om. Ten slotte zou volgens [gedaagde] de koopsom moeten worden verminderd tot € 14.000,-, terwijl hij alleen al aan aflossingen op de koopsom een totaalbedrag van € 14.600,- heeft betaald, ook ná de door hem gestelde verkoopdatum van de supermarkt aan een derde. Waarom hij dan nog contante bedragen van € 3.000,- en een deel van de koopsom aan [eiser] zou moeten afdragen, heeft hij niet nader toegelicht. Dit klemt te meer, omdat [eiser] in zijn conclusie van repliek alle stellingen van [gedaagde] in dit verband uitdrukkelijk heeft betwist en [gedaagde] daarop niet heeft gereageerd. Gelet hierop heeft te gelden dat [gedaagde] zijn verweer onvoldoende heeft gemotiveerd en onderbouwd.
4.4.
Omdat het verweer van [gedaagde] faalt, zal de vordering van [eiser] worden toegewezen. De kantonrechter begrijpt dat [eiser] heeft bedoeld nakoming van de resterende betalingsverplichting van [gedaagde] te vorderen, zodat de vordering op die manier zal worden toegewezen om executiegeschillen te voorkomen.
4.5.
Omdat sprake is van een veroordeling tot betaling van een geldsom, kan op grond van artikel 611a, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geen dwangsom worden opgelegd.
4.6.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 101,89
- griffierecht 81,00
- salaris gemachtigde
72,00(2 punten × tarief € 36,00)
Totaal € 254,89.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een bedrag van € 12.900,- (twaalfduizend negenhonderd euro) te betalen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot € 254,89, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) over dit bedrag met ingang van de zevende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 120,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen 7 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de zevende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R.J. van Wel, rechter, bijgestaan door A.A. Kes, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2019. [1]
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.type: AAK