In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 2 augustus 2019 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser, die zonder gemachtigde procedeerde, en de besloten vennootschap Moneypenny.nl BV. De eiser had Moneypenny opdracht gegeven voor administratieve dienstverlening, maar stelde dat Moneypenny tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst. De eiser vorderde een schadevergoeding van € 5.000,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op grond van artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek. Moneypenny betwistte de tekortkoming en voerde aan dat de overeenkomst correct was beëindigd.
De procedure verliep met verschillende stukken, waaronder een dagvaarding, conclusies van antwoord en een tussenvonnis. De eiser had zijn gemachtigde, mr. K. Hollemans, in juni 2019 laten weten niet langer vertegenwoordigd te willen worden en verzocht om de zaak terug te verwijzen naar de rechtbank Den Haag, wat door de kantonrechter werd afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de rechtbank Amsterdam bevoegd was, gezien de vestigingsplaats van Moneypenny.
In de beoordeling van de vorderingen concludeerde de kantonrechter dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen over de tekortkomingen van Moneypenny. De kantonrechter merkte op dat de eiser niet had onderbouwd waarom de handelswijze van Moneypenny zou leiden tot schadeplichtigheid. Aangezien de gestelde tekortkomingen niet konden worden vastgesteld, werden de vorderingen van de eiser afgewezen. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten van Moneypenny, die op € 480,00 werden begroot, en de uitspraak werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.