Uitspraak
[handelsnaam],
- de dagvaarding van 16 november 2018, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, tevens houdende exceptie van onbevoegdheid & verzoek tot doorverwijzing, tevens houdende incidentele vordering ex artikel 843a Rv van 30 januari 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord in het incident van 27 februari 2019, met producties;
- het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, van 27 maart 2019, waarbij de zaak ter verdere behandeling is verwezen naar deze rechtbank en kamer;
- de akte aanvulling conclusie van antwoord in het incident van 24 mei 2019, met producties.
In de hoofdzaak
- een verklaring voor recht dat [gedaagde] het relatiebeding heeft overtreden;
- betaling van verbeurde boetes tot € 25.000,00, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van dagvaarding;
- vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 7.473,33, proceskosten en nakosten, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na dagvaarding.
- betaling door DMB van alles waarop [gedaagde] op grond van artikel 4, 5 en 8 van de samenwerkingsovereenkomst (hierna: de overeenkomst) aanspraak heeft, nader te concretiseren nadat voldaan is aan de vordering in het incident in reconventie;
- betaling van een voorschot daarop van € 27.000,00, vermeerderd met btw;
- een verklaring voor recht dat DMB geen aanspraken meer kan ontlenen aan het relatiebeding;
- betaling van een schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging van de overeenkomst van € 9.000,00, vermeerderd met btw;
- vergoeding van proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na betekening.
In de incidenten
De beoordeling
Beide partijen zullen elkaar over en weer voor zover mogelijk steunen bij ieders acquisitie van nieuwe klanten en bij het behoud en uitbouwen van relaties met ieders bestaande klanten.’ Dit duidt eerder op een gelijkwaardige en wederkerige samenwerking, dan op een verhouding als principaal-handelsagent. Bovendien hebben partijen de overeenkomst in artikel 9, tweede lid, van de overeenkomst uitdrukkelijk gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht.
19 juli 2019voor beraad over het bepalen van een zitting.