Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 18 juli 2018, met bijlagen (hierna: producties);
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de brief van [gedaagde] van 27 september 2018, ter aanvulling op haar conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 15 oktober 2018, waarin is bepaald dat schriftelijk zal worden voortgeprocedeerd;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek, met een productie;
- de akte van PBB van 24 mei 2019, met een productie;
- de akte van [gedaagde] van 18 juli 2019, met producties;
- de akte van PBB van 27 september 2019.
2.De feiten
In aanmerking nemende dat:
De cedent wenst te verkopen en over te dragen aan de cessionaris de vordering die de cedent op de schuldena()ar(en) heeft ter grootte van circa € 3.200.
De cessionaris heeft heden de koopsom aan de cedent voldaan door middel van verrekening van de schuld die de cessionaris uit hoofde van onderhavige cessie heeft (betaling van de koopsom) met de schuld die de cedent aan de cessionaris heeft, die vóór verrekening groot was circa € 7.000 en ná verrekening nog groot is € nihil. De cedent verleent hiervoor kwijting aan de cessionaris.
Indien en voor zover de vordering niet of niet geheel inbaar blijkt te zijn, en deze al dan niet gedeeltelijke oninbaarheid niet te wijten is aan handelen of nalaten door de cessionaris, vergoedt de cedent aan de cessionaris het financiële nadeel van deze oninbaarheid.”