ECLI:NL:RBAMS:2019:7682

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2019
Publicatiedatum
16 oktober 2019
Zaaknummer
13/751625-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 Overleveringswet in verband met niet-naleving van procesrechten

Op 27 september 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Regional Court in Rzeszów, Polen. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 16 april 2019. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld, die verklaarde de Poolse nationaliteit te bezitten. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de overlevering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). Dit besluit is genomen omdat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij de behandeling van de zaak in Polen, en er niet op ondubbelzinnige wijze is vastgesteld dat hij op de hoogte was van het proces. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen onvoorwaardelijke garanties zijn verstrekt die nodig zijn om aan de vereisten van artikel 12 OLW te voldoen. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en vastgesteld dat de geschorste overleveringsdetentie is beëindigd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751625-18
RK nummer: 19/2462
Datum uitspraak: 27 september 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 16 april 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 november 2017 door de
Regional Court in Rzeszów
(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1990,
verblijvende op het adres: [adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 27 september 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.J. Admiraal, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgmentvan 15 mei 2017 van de
District Court in Strzyżów(referentie: II K 65/17).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW.
De opgeëiste persoon is niet in persoon verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid. Hoewel volgens het EAB de dagvaarding naar Pools recht op de juiste wijze is betekend, staat niet op ondubbelzinnige wijze vast dat de opgeëiste persoon de dagvaarding zelf heeft ontvangen en bijgevolg op de hoogte is gebracht van het tijdstip en de plaats van zijn proces, noch dat hij de informatie over het tijdstip en de plaats van zijn proces daadwerkelijk heeft ontvangen (HvJ EU 24 mei 2016, C-108/16 PPU, ECLI:EU:C:2016:346
(Dworzecki),punt 45 en punt 47). Daarom is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 12, aanhef en onder a van de OLW. Verder is niet gebleken dat zich één van de omstandigheden als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder b en c van de OLW heeft voorgedaan. Uit de brief van 17 september 2019 van een rechter bij de
District Court in Strzyżówblijkt tot slot dat geen onvoorwaardelijke garantie als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder d van de OLW is of zal worden verstrekt.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon].
STELT VASTdat de geschorste overleveringsdetentie is beëindigd.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en H.J. Fehmers, rechters,
in tegenwoordigheid van N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 september 2019.
De oudste rechter is buiten staat om deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.