ECLI:NL:RBAMS:2019:767

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2019
Publicatiedatum
6 februari 2019
Zaaknummer
13/669073-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van de rechtbank over de opzettelijke aanwezigheid van MDMA en amfetamine door verdachte

Op 8 februari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 51-jarige man, die op 4 september 2018 in Amsterdam werd aangehouden met een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen. De verdachte had ruim 19 kilogram MDMA en 5 kilogram amfetamine in zijn bezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk deze middelen aanwezig had, ondanks zijn ontkenning van kennis over de drugs in zijn woning en auto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als bewoner van de woning en eigenaar van de auto, bekend moest worden verondersteld met de aanwezigheid van de drugs. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, en de rechtbank volgde deze eis, waarbij zij rekening hield met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat er geen rechtvaardigingsgronden waren voor de verdachte en dat hij strafbaar was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank benadrukte dat de handel in verdovende middelen ernstige gevolgen heeft voor de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/669073-18
Datum uitspraak: 8 februari 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] , [woonplaats]
,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “ [naam Huis van Bewaring] ” te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 december 2018 en 25 januari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de officieren van justitie,
mr. R.N. Refos (18 december 2018) en mr. M.L.A. ter Veer (25 januari 2019), en van wat verdachte en zijn raadsmannen, mr. L.R. Rommy (18 december 2019) en mr. F.D.W. Siccama (25 januari 2019), naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 4 september 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 30.585 pillen met een gewicht van in totaal ongeveer 13,08 kg XTC/MDMA;
- ongeveer 13.002 pillen met een gewicht van in totaal ongeveer 05,78 kg XTC/MDMA;
- witte brokken met een gewicht van in totaal ongeveer 0,96 kg XTC/MDMA,
in elk geval (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
en/of witte pasta met een gewicht van in totaal ongeveer 5,16 kg amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen, zoals opgenomen in de tenlastelegging. Zij komt hiertoe op grond van het feit dat verdovende middelen zijn aangetroffen in de woonkamer en in de vriezer van verdachte en er bovendien verspreid door de woning drugs lagen. Verder merkt de officier van justitie verdachte aan als eigenaar van de Volkswagen Transporter, waarin ook hoeveelheden drugs zijn aangetroffen. Verdachte beschikte immers over de autosleutel van de Volkswagen en bovendien lag daarin zijn portemonnaie, met daarin op zijn naam gestelde pasjes. Tot slot brengt de officier van justitie naar voren dat verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd, die volgens haar oncontroleerbaar en onaannemelijk zijn.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het aanwezig hebben van de drugs die zijn gevonden in de Volkswagen Transporter. Hij had geen wetenschap van de aanwezigheid van die drugs en hij had daarover bovendien geen beschikkingsmacht. De drugs lagen in een afgesloten laadruimte van de auto, waren niet zichtbaar en niet kan worden vastgesteld wie die drugs daar heeft neergelegd. Volgens verdachte maakten meerdere personen gebruik van de auto.
Ten aanzien van de drugs die zijn aangetroffen in de woning, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aantreffen van harddrugs
Na melding van een auto-inbraak in een Volkswagen Transporter (kenteken [kenteken] ) op 4 september 2018 kwamen verbalisanten ter plaatse. Doordat één van de autoruiten was vernield kon verbalisant de op de bestuurdersstoel liggende schoudertas uit de auto pakken. In deze tas trof hij onder meer een horloge van het merk Rolex, een portemonnaie met daarin diverse pasjes op naam van verdachte, een sigarettenverpakking met daarin 143 pillen en een zakje met vermoedelijk Crystal Meth. Het aantreffen van deze goederen vormde aanleiding de auto te doorzoeken. In het opbergvak van de deur aan de bestuurderskant vond verbalisant wederom een sigarettenverpakking met daarin 19 paarse pillen, 17 groene pillen en 37 pillen in de vorm van het hoofd van Donald Trump. In de achterbak van de auto lag een kartonnen doos, waarop een emmer verf stond, met daarin ongeveer 13.002 stuks roze pillen (met een gewicht van 5,78 kilogram) en ongeveer 30.585 stuks groene pillen (met een gewicht van 13,08 kilogram). Na laboratoriumonderzoek bleken de groene en roze pillen MDMA te bevatten. Omdat in de auto pasjes op naam van verdachte werden aangetroffen, werd verdachte op diezelfde dag aangehouden. Tijdens de fouillering werden vijf pillen, een mes en een autosleutel aangetroffen. Deze bleek te horen bij de voornoemde Volkswagen Transporter.
Ook de woning van verdachte is doorzocht. In de slaapkamers lagen zakjes kristallen, poeder en pillen en een bakje met kristallen. In de badkamer vonden verbalisanten een doosje en een sigarettenpakje met pillen en een pil naast de wastafel. In de hal trof men een zakje en een doosje met pillen en in de woonkamer lag een zakje met brokken en een plastic tas met 0,96 kilogram witte brokken. Deze witten brokken bleken na onderzoek MDMA te bevatten. Tot slot werden in de vriezer vijf doorzichtige etensbakjes gevonden, gevuld met in totaal 5,16 kilogram amfetamine.
Verklaringen
Bij zijn politieverhoor heeft verdachte gezwegen, tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris heeft hij ontkend iets te maken te hebben met de gevonden drugs of met de Volkswagen Transporter en (pas) tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak op 18 december 2018 heeft verdachte een uitgebreide verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij geld had geleend van ene [naam] , een dakloze, die af en toe bij hem logeerde omdat hij die lening nog niet had afbetaald. Verdachte heeft geen telefoonnummer of andere gegevens van [naam] . De (overigens doorzichtige) plastic bakjes die in de vriezer zijn aangetroffen moest verdachte van [naam] in de vriezer bewaren. Hij dacht dat het bakjes voedsel waren. Over een door [naam] achtergelaten tasje van Aldi heeft verdachte op de zitting van 18 december 2018 verklaard dat hij daarin pilachtige dingen in kleine zakjes heeft gezien en dat hij op dat moment het gevoel kreeg dat er iets niet klopte. Hij heeft daarop geen actie ondernomen. Ook de auto behoort volgens verdachte toe aan [naam] . Verdachte had de autosleutel van de Volkswagen Transporter van hem gekregen met als doel de auto af toe te starten zodat de accu niet zou leeggaan. De auto stond voor zijn deur omdat hij dankzij zijn invalidekaart gratis kon parkeren. Het kenteken stond op naam van een vriend van verdachte, genaamd [naam vriend] . Volgens [naam vriend] is de Volkswagen Transporter van verdachte. Over de tas met daarin 0,96 kilogram MDMA heeft verdachte geen verklaring afgelegd. Gelet op het feit dat verdachte bij de rechter-commissaris en ter zitting twee verschillende verklaringen heeft afgelegd, pas ter zitting (en niet in een eerder stadium) met de meest uitgebreide verklaring naar voren is gekomen en deze verklaring niet verifieerbaar en niet controleerbaar is en deze laatste verklaring geen steun vindt in de overige bewijsmiddelen, schuift de rechtbank de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde.
Woning en Volkswagen Transporter
Verdachte is volgens de gemeentelijke basisadministratie en zijn eigen verklaring bewoner van de woning. Het is vaste rechtspraak dat een bewoner, behoudens contra-indicaties, bekend wordt verondersteld met de aanwezigheid van de in zijn woning aanwezige goederen. Verdachte heeft aanvankelijk ontkend bekend te zijn met de aanwezigheid van de drugs in zijn woning. Op de zitting van 18 december 2018 verklaarde hij dat hij bij het zien van in plastic zakjes verpakte ‘pil-achtige’ dingen het gevoel kreeg dat er iets niet klopte. Voor wetenschap van aanwezige verdovende middelen in de woning in de zin van de Opiumwet is ten eerste vereist dat verdachte zich - in meerdere of mindere mate - bewust is geweest van die aanwezigheid en daarnaast dat hij daarover beschikkingsmacht moet hebben gehad. Gelet op de verklaring van verdachte, en het feit dat hij de enige bewoner van de woning is, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte wist dat de drugs in zijn woning lagen. Uit niets blijkt dat een ander dan verdachte de goederen in de woning heeft achtergelaten, maar ook wanneer die goederen daadwerkelijk door ene [naam] zijn achtergelaten heeft verdachte, die eveneens heeft verklaard dat hij zelf van tijd tot tijd dergelijke drugs gebruikt, op enig moment het vermoeden gehad dat het om drugs ging. Aan het tweede vereiste, dat verdachte de beschikkingsmacht had over de goederen, is volgens de rechtbank ook voldaan. De goederen bevonden zich immers in zijn woonkamer en in de bij hem in gebruik zijnde vriezer, en dus in zijn machtssfeer.
Ook voor in de auto aangetroffen goederen geldt dat de eigenaar bekend wordt verondersteld met de aanwezigheid van de aldaar aanwezige goederen, behoudens contra-indicaties. De rechtbank merkt verdachte aan als eigenaar van de auto en overweegt daartoe dat de auto voor de deur van zijn woning geparkeerd stond, verdachte bij zijn aanhouding de bijhorende autosleutel op zak had, in de auto zijn portemonnaie is aangetroffen en dat verdachte heeft verklaard dat hij wel eens in de auto reed. De omstandigheid dat het kenteken op naam van
[naam vriend] stond, maakt dit niet anders. Net als in de woning van verdachte, waaruit volgt dat verdachte zich kennelijk schuldig maakt aan het bezit van harddrugs, zijn ook in de auto veel drugs aangetroffen. Van enige contra-indicatie voor het bekend zijn met de goederen in de auto is volgens de rechtbank geen sprake. Zoals hierboven overwogen acht de rechtbank de verklaring over [naam] ongeloofwaardig en uit het procesdossier blijkt geenszins dat een ander persoon dan verdachte gebruik maakt de Volkswagen Transporter. De rechtbank gaat er aldus vanuit dat verdachte wist de drugs in zijn auto lagen, waarover hij ook de beschikkingsmacht had.
Conclusie
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 19,82 kilogram van een materiaal bevattende MDMA en ongeveer 5,16 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine.
Medeplegen
Uit het procesdossier volgt niet dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander persoon. De rechtbank oordeelt dat er aldus geen sprake is van medeplegen, zodat verdachte hiervan wordt vrijgesproken.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 4 september 2018 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 30.585 pillen met een gewicht van in totaal ongeveer 13,08 kg MDMA;
- ongeveer 13.002 pillen met een gewicht van in totaal ongeveer 5,78 kg MDMA;
- witte brokken met een gewicht van in totaal ongeveer 0,96 kg MDMA,
en witte pasta met een gewicht van in totaal ongeveer 5,16 kg amfetamine.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Blijkens zijn strafblad is hij
first offenderen is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Verdachte heeft een kraakbeentumor waardoor hij, met name in detentie, veel pijn lijdt. Als gevolg van deze tumor heeft hij aanpassingen laten doen in zijn woning. In geval van een langdurige gevangenisstraf zal hij deze woning kwijtraken. Tot slot is de bewindvoering van verdachte, als gevolg van zijn detentie, beëindigd. Dit betekent dat schuldeisers wederom bij verdachte zullen aankloppen en dat zijn schulden alleen maar zullen oplopen. Wanneer verdachte nu uit detentie zou geraken, zou er nog een mogelijkheid bestaan dat de bewindvoering kan worden hervat.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid van ongeveer 19,82 kilogram van een materiaal bevattende MDMA en ongeveer 5,16 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine. De handel in verdovende middelen gaat vaak gepaard met (zware) criminaliteit en de aanwezigheid daarvan brengt ook bij degenen die hier niets mee te maken hebben gevoelens van onveiligheid met zich mee. Harddrugs zijn schadelijk voor de gezondheid en vormen als zodanig een bedreiging voor de volksgezondheid. Het gebruik van verdovende middelen leidt ook tot allerlei vormen van criminaliteit, overlast en andere maatschappelijke problemen. Verdachte heeft met zijn handelen hier aan bijgedragen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte (Justitiële Documentatie van 15 januari 2019), waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.
De rechtbank hecht bij de strafoplegging belang aan de oriëntatiepunten zoals deze zijn vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), en die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Volgens deze oriëntatiepunten is het uitgangspunt bij het aanwezig hebben van een hoeveelheid harddrugs met een gewicht van meer dan twintig kilogram, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
Dat verdachte, naar eigen zeggen, zijn woning verliest bij een langdurige detentie is volgens de rechtbank een consequentie van de aard van het gepleegde strafbare feit en de straf die daarop staat. Door het plegen van het bewezenverklaarde feit heeft verdachte dit risico over zichzelf afgeroepen.
Alles afwegende ziet de rechtbank geen aanleiding af te wijken van de eis van de officier van justitie en zoekt zij aansluiting bij de LOVS. De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden opleggen, met aftrek van het voorarrest.
Dit houdt in dat het verzoek van de raadsman tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis zal worden afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst af het verzoek tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. L. Voetelink en A. Meester, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Klaveren en M. Altena, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 februari 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.