9.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag, door met zijn handen en een riem de keel van [slachtoffer] dicht te knijpen. Daarmee heeft verdachte aan [slachtoffer] het meest kostbare bezit dat een mens heeft, namelijk het leven, ontnomen. Bovendien heeft verdachte de nabestaanden – in het bijzonder de dochter van [slachtoffer] – veel leed aangedaan, zoals ook is gebleken toen de dochter ter terechtzitting gebruik maakte van haar spreekrecht.
Verdachte heeft een grove inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat [slachtoffer] kennelijk in hem stelde. Zij stond verdachte immers toe om bij haar in haar woning te verblijven. Verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] te verstoppen onder kleding, een koffer en een laken en heeft vervolgens de woning verlaten. De dochter van [slachtoffer] heeft haar moeder levenloos in bed aangetroffen en tevergeefs geprobeerd haar te reanimeren.
Oplegging tbs-maatregelOp 28 september 2018 werd verdachte ter observatie opgenomen in het PBC. Verdachte heeft niet meegewerkt aan het onderzoek naar zijn geestelijke gesteldheid. Hij weigerde om inhoudelijke gesprekken met de deskundigen te voeren en weigerde machtigingen te tekenen voor het opvragen van medische informatie. Mede door het achterwege blijven van medewerking door familieleden leverde het milieuonderzoek zeer summiere informatie op. Het was voor de psycholoog en psychiater niet mogelijk om uitspraken te doen over een eventueel behandeladvies, het recidivegevaar en het inperken daarvan.
De deskundigen hebben wel geconcludeerd dat er bij verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens (psychosegevoeligheid). De rechtbank stelt vast dat daarmee is voldaan aan de eerste voorwaarde voor het opleggen van een tbs-maatregel, te weten het bestaan van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens ten tijde van het feit. Daarnaast heeft de rechtbank onder punt 8 geoordeeld dat deze gebrekkige ontwikkeling zeer waarschijnlijk ten tijde van het bewezen verklaarde ook tot uiting is gekomen.
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van de tbs-maatregel eist. Uit het PBC-rapport blijkt dat de psychose tijdens het verblijf van verdachte in het PBC voortduurde en zelfs gedurende de observatie toenam. In de periode van actieve psychose heeft verdachte brand gesticht in zijn cel en verbleef hij enige tijd in een isoleercel. Hierdoor werd verdachte nog angstiger, weigerde hij mensen te vertrouwen en werd hij heel dwingend. Volgens de psycholoog en psychiater kan “
in het algemeen gezegd worden dat betrokkene bij toename van druk psychotisch kan ontregelen en dat hij in die toestand kan komen tot in elk geval brand stichten, een suïcidepoging, (verbale) agressie en onvoorspelbaar en sociaal onafgestemd gedrag. Wanneer betrokkene psychotisch is, is de kans op agressie derhalve hoog, voor zowel zichzelf als de omgeving.”
De rechtbank overweegt dat de psychose waarin verdachte zich waarschijnlijk tijdens het bewezen verklaarde bevond, in ieder geval deels situationeel werd bepaald en het gevolg was van het isolement waarin hij verkeerde. Deze situatie zal vermoedelijk onveranderd blijven. Zo heeft verdachte, indien hij na detentie vrijgelaten wordt, geen onderdak, geen baan of inkomen en geen sociaal netwerk waarop hij kan terugvallen. Familie en vrienden hebben verdachte niet een keer bezocht sinds zijn aanhouding. Bovendien blijkt uit het PBC-rapport dat verdachte ongevoelig is voor het corrigeren van zijn overtuigingen die niet met de werkelijk overeen komen, hetgeen de rechtbank onderschrijft. Tijdens de zitting was verdachte niet aanspreekbaar en bleef hij herhalen iemand anders te zijn en dat er sprake was van een persoonsverwisseling. De psychose waarin verdachte destijds verkeerde, lijkt nu nog steeds voort te duren, ondanks dat verdachte zich de afgelopen periode in een prikkelarme, overzichtelijke en gestructureerde omgeving bevond. Nu hij iedere medewerking aan onderzoek naar zijn psyche stelselmatig heeft geweigerd, sluit de rechtbank uit dat hij zich alsnog vrijwillig zal laten onderzoeken en behandelen. De rechtbank acht het daarom zeer waarschijnlijk dat verdachte, in het geval dat hij onbehandeld wordt vrijgelaten, wederom in een isolement raakt waarin de druk zodanig op hem toeneemt dat een (verdere) psychotische ontregeling volgt. In zo’n situatie is, aldus de psycholoog en psychiater, de kans op agressie hoog voor zowel verdachte als de omgeving. Verdachte heeft laten zien dat dergelijke agressie kan leiden tot zeer gewelddadig gedrag richting anderen. De rechtbank is op basis van het vorenstaande en gelet op de daarvoor gegeven redenen, van oordeel dat sprake is van een hoog recidiverisico.
De rechtbank realiseert zich dat verdachte, die de Bulgaarse nationaliteit heeft, door de onderhavige veroordeling zeer waarschijnlijk zijn verblijfsrecht zal verliezen. In beginsel geldt dat terughoudendheid is gepast bij het opleggen van de tbs-maatregel aan vreemdelingen zonder verblijfsrecht, nu zij juist niet geacht worden terug te keren in de Nederlandse samenleving. Daar komt bij dat vanwege het ontbreken van een verblijfsrecht ook de mogelijkheden van (proef)verlof beperkt zijn. In principe dient dan ook te worden voorkomen dat een veroordeelde, die nauwelijks mogelijkheden heeft om in Nederland te resocialiseren, in een langdurige tbs-behandeling komt die er niet toe kan leiden dat hij terugkeert in de maatschappij.
De rechtbank realiseert zich aldus dat tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel op problemen kan stuiten. Dit dient echter te worden afgewogen tegen het belang van de samenleving om te worden beschermd tegen het gevaar dat van verdachte uit kan gaan. Al met al ziet de rechtbank gegeven dit gevaar geen andere mogelijkheid om de maatschappij te beschermen dan door het opleggen van de tbs-maatregel.
Vanwege de beperkte mogelijkheden tot resocialisatie in Nederland benadrukt de rechtbank wel dat de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel gericht zal moeten zijn op de terugkeer van verdachte naar zijn geboorteland Bulgarije. Door de officier van justitie is in dit verband naar voren gebracht dat verdachte te zijner tijd zal worden geplaatst in FPC Veldzicht en dat daar zal worden onderzocht of repatriëring na overdracht van de maatregel of beëindiging daarvan mogelijk is.
GevangenisstrafNu verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar wordt geacht, kan aan hem een gevangenisstraf worden opgelegd. Doodslag is één van de ernstigste delicten die de Nederlandse strafwetgeving kent. Daarom is de rechtbank van oordeel dat zij niet kan volstaan met het enkel opleggen van de
tbs-maatregel. De rechtbank is zich er daarentegen ook van bewust dat een gevangenisstraf verdachte psychisch geen goed doet. Uit zijn voorarrest en verblijf in het PBC is gebleken dat zijn psychose als gevolg van de detentie alleen maar voortduurt en zelfs toeneemt. De rechtbank vindt het daarom van belang dat verdachte binnen afzienbare tijd met zijn behandeling kan starten.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, oplegging van een gevangenisstraf van na te melden duur rechtvaardigen. Het betreft een zeer zwaar delict, waarbij het slachtoffer het leven heeft gelaten. Haar nabestaanden zullen met de gevolgen van dit verlies moeten leren leven. Vooral voor haar dochter, die ten tijde van het delict zeventien jaar was, zal dit erg moeilijk zijn. Zij heeft het slachtoffer kort na de verwurging door verdachte gevonden en heeft nog geprobeerd haar te reanimeren. Deze gebeurtenis moet een enorme impact op de dochter hebben gehad. Hierbij speelt nog een rol dat het slachtoffer – naast verdachte – haar enige familielid in Nederland was. Het moet voor haar dan ook extra pijnlijk zijn haar moeder te moeten missen en extra schokkend dat juist haar oom, met wie zij ooit een innige band had, daarvoor verantwoordelijk is.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de (sterk) verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, en oplegging van de tbs-maatregel, passend en geboden is. De rechtbank komt tot een lagere straf dan de officier van justitie heeft gevorderd, omdat bij het bepalen van de strafmaat rekening is gehouden met de omstandigheid dat verdachte als (sterk) verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.