Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
1.4 Agència Nacional Do Petróleoor
ANPmeans a special independent Government entity established in accordance with the provisions of Article 8 of Law No. 9478/97 dated 6 August 1997, within the Indirect Federal Administration under the aegis of the Ministry of Mines and Energy, or any entity of entities which may totally of partially succeed ANP in the conduct of its current legal competencies, role and attributions.
Section 2. JOA
“Buyer”)if the Shareholder or, as the case may be, its Affiliate that is a Consortium Party has agreed to transfer its Participating Interest (or part thereof) to the Buyer (or the Buyer’s Affiliate designee) pursuant to the JOA. Furthermore, in connection with any transfer of a Participating Interest, or any part thereof, in accordance with the JOA by a Shareholder or its Affiliate that is a Consortium Party, whether pursuant to the provisions of Article 8.4(D), (…) of the JOA, such Shareholder shall be required to transfer a corresponding number of the Shares held by such Shareholder to the person(s) (or their Affiliate designees) receiving such Participating Interest.
“Court”) shall administer the arbitration.
Kapitaal, aandelen en aandeelhoudersverplichtingen
Interim measures
”
3.Het geschil
4.De beoordeling
Bevoegdheid voorzieningenrechter
interim measures)te vragen. Op grond van lid 2 van dit artikel is een voorlopige voorziening een tijdelijke maatregel (
temporary measure). De door Barra en QGEP gevraagde voorziening is geen tijdelijke maatregel maar een bevel tot onvoorwaardelijke overdracht van de aandelen van Dommo in AF aan hen. Dommo heeft niet aangevoerd dat het begrip interim measures in de zin van het UNCITRAL-arbitragereglement gelijkgesteld kan worden aan een voorlopige voorziening in een Nederlands kort geding. Zij heeft in de kern slechts aangevoerd dat het vonnis in Phase 3 van de arbitrageprocedure kan en moet worden afgewacht. Onder verwijzing naar hetgeen hierna in 4.14 wordt geoordeeld, kan van Barra en QGEP in redelijkheid niet worden gevergd dat zij de uitkomst van de arbitrale procedure in Phase 3 afwachten. Voorshands wordt daarom geoordeeld dat in de tussen partijen aanhangige arbitrageprocedure in Parijs over onderhavige vordering niet als voorlopige voorziening kan worden beslist en de gevraagde beslissing derhalve niet in arbitrage kan worden gekregen. Dat betekent dat de voorzieningenrechter bevoegd is om van de vordering van Barra en QGEP kennis te nemen.
Statement of Claim’ in Phase 3 van Dommo Brazilië en de door haar gestelde feiten, geen enkele twijfel bestaat over de juridische consequenties van het Phase 1 vonnis. Gelet op het voorgaande is het voorshands niet aannemelijk dat het Tribunaal in Phase 3 de Withdrawal Notice zal vernietigen. Dat betekent dat voorshands aannemelijk is dat de Withdrawal Notice het door Barra Brazilië en Enauta Brazilië beoogde effect heeft gehad en dat Dommo Brazilië rechtsgeldig uit het consortium is gestoten.