Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser sub 1] ,
[eiser sub 2],
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben eisers [eiser sub 1] en [eiser sub 2] een kort geding aangespannen tegen BNP Paribas S.A. naar aanleiding van de inbeslagname van hun auto door de Poolse autoriteiten. De auto was geregistreerd in het Schengen Informatiesysteem (SIS) na een aangifte van diefstal door BNP Paribas Personal Finance, een dochteronderneming van BNP Paribas. De eisers vorderden onder andere dat BNP Paribas de melding bij de Franse autoriteiten zou intrekken en de Poolse officier van justitie zou informeren dat zij geen aanspraak meer maakt op de auto.
Tijdens de zitting op 10 september 2019 hebben de partijen hun standpunten toegelicht. BNP Paribas voerde verweer en stelde dat de Nederlandse rechter internationaal onbevoegd was, omdat de statutaire zetel van BNP Paribas in Frankrijk is gevestigd. De voorzieningenrechter heeft de bevoegdheidsvraag beoordeeld aan de hand van de Brussel-I bis-Verordening, die bepaalt dat de rechter van de woonplaats van de verweerder bevoegd is. Aangezien de schade zich niet in Nederland heeft voorgedaan, maar in Frankrijk, werd de Nederlandse rechter onbevoegd verklaard.
De voorzieningenrechter overwoog verder dat zelfs als de Nederlandse rechter bevoegd zou zijn, de vorderingen van de eisers niet toewijsbaar zouden zijn, omdat de vorderingen zich richtten tegen BNP Paribas, terwijl de relevante handelingen door haar dochteronderneming BPPF waren verricht. De kosten van de procedure werden verrekend, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 24 september 2019.