ECLI:NL:RBAMS:2019:7516

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2019
Publicatiedatum
10 oktober 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2428
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot terugbetaling van zorg- en huurtoeslag na bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Belastingdienst Toeslagen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Belastingdienst, waarin werd medegedeeld dat hij te veel zorgtoeslag en huurtoeslag had ontvangen over het jaar 2017. Het primaire besluit, dat op 5 oktober 2018 werd genomen, stelde dat eiser € 260,- aan zorgtoeslag en € 2.208,- aan huurtoeslag moest terugbetalen. Eiser was het niet eens met dit besluit en heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Eiser stelde dat de Belastingdienst had moeten wachten met het nemen van een beslissing op bezwaar totdat de inspecteur van de Belastingdienst een besluit had genomen over het verzamelinkomen van eiser. De rechtbank oordeelde echter dat de Belastingdienst niet verplicht was om te wachten op dit besluit, verwijzend naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst ambtshalve verplicht is om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen bij een wijziging van het verzamelinkomen, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

De uitspraak werd gedaan door rechter J.A.W. Jansen, in aanwezigheid van griffier L. Stoelinga. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/2428

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. W. Hoebba),
en

Belastingdienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de zorgtoeslag en de huurtoeslag over 2017 definitief berekend en aan eiser meegedeeld dat hij een bedrag van
€ 260,- aan te veel ontvangen zorgtoeslag en een bedrag van € 2.208,- aan te veel ontvangen huurtoeslag moet terugbetalen.
Bij besluit van 15 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2019. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De enige beroepsgrond die overblijft na de behandeling op zitting is dat verweerder volgens eiser had moeten wachten met het nemen van een beslissing op bezwaar totdat de inspecteur van de Belastingdienst (de inspecteur) een besluit had genomen over het verzamelinkomen over 2017 naar aanleiding van het door verweerder aan de inspecteur doorgestuurde bezwaarschrift in deze zaak.
3. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van
11 januari 2017 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). [1] In navolging van deze uitspraak is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet had hoeven wachten met het nemen van het bestreden besluit totdat de inspecteur een beslissing had genomen naar aanleiding van het doorgezonden bezwaarschrift van 13 november 2018. In artikel 20 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen is namelijk bepaald dat bij een aanpassing van het verzamelinkomen verweerder ambtshalve verplicht is binnen acht weken een nieuw besluit te nemen als de wijziging van het verzamelinkomen betekent dat de zorg- en huurtoeslag tot een te hoog of te laag bedrag is toegekend. Wanneer daar reden toe is, betaalt verweerder ook rente uit.
4. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
5. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat bij deze uitkomst geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Jansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. L. Stoelinga, griffier, op 3 oktober 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling van 11 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:52).