Op 4 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van een overval op een elektronicawinkel op 10 augustus 2017. De verdachte, geboren in 1996, werd ervan beschuldigd twee medewerkers van de winkel te hebben bedreigd met een busje pepperspray en hen gedwongen geld en mobiele telefoons af te geven. Tijdens de zitting op 20 september 2019 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W.F. Menick. De officier van justitie, mr. G. Dankers, vorderde een veroordeling op basis van DNA-bewijs dat op het pepperspraybusje was aangetroffen, dat overeenkwam met het DNA-profiel van de verdachte. De verdediging betwistte de bewijsvoering en stelde dat er geen duidelijke gelijkenissen waren tussen de verdachte en de overvaller op camerabeelden.
De rechtbank oordeelde dat het bewijs, waaronder de camerabeelden en het DNA-bewijs, voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren aan de primair tenlastegelegde afpersing. De rechtbank concludeerde dat de verdachte geen aannemelijke verklaring had gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op het pepperspraybusje. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vijftien maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van € 200,00 aan immateriële schadevergoeding aan een van de slachtoffers, met wettelijke rente vanaf de datum van de overval.