ECLI:NL:RBAMS:2019:7507

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2019
Publicatiedatum
10 oktober 2019
Zaaknummer
13/654018-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging met geweld in vereniging

Op 27 september 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 februari 2019 te Diemen betrokken was bij een gewelddadige diefstal van een Rolex horloge. Tijdens de zitting op 13 september 2019 was de verdachte aanwezig, samen met haar raadsvrouw, mr. K.H. Zonneveld. De officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, vorderde een veroordeling voor de gepleegde feiten. De tenlastelegging omvatte diefstal met geweld en bedreiging met geweld, waarbij de verdachte samen met medeverdachten handelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal, waarbij geweld is gebruikt tegen het slachtoffer, de aangeefster. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachten, wat het medeplegen van de diefstal bevestigde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 180 dagen jeugddetentie, waarvan 170 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uren. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 1.000,00 toegewezen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft het adolescentenstrafrecht toegepast, gezien de omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654018-19
Datum uitspraak: 27 september 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Op 13 september 2019 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden. Verdachte was daarbij aanwezig. Daarnaast was de raadsvrouw van verdachte aanwezig, mr. K.H. Zonneveld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.J. de Graaf en van wat verdachte en haar raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – tenlastegelegd dat zij zich op 26 februari 2019 te Diemen heeft schuldig gemaakt aan het (mede)plegen van diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld van een Rolex horloge van [naam aangeefster] .
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld in vereniging. Dat volgt uit de aangifte, de camerabeelden en de verklaring die verdachte ter terechtzitting en eerder bij de politie heeft afgelegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte bekent de diefstal maar ontkent het geweld en de bedreiging met geweld. De bedreiging met geweld waar aangeefster [naam aangeefster] (hierna: aangeefster) over heeft verklaard, wordt niet ondersteund. De verklaring van aangeefster en de verklaring van getuige [naam getuige] (hierna: [naam getuige] ) zijn immers tegenstrijdig over wie een bedreiging zou hebben geuit.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen, waaronder de verklaring van verdachte, blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld in vereniging. De rechtbank oordeelt als volgt.
Vast staat dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van het horloge. Verdachte heeft verklaard dat zij door medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna: [naam medeverdachte] ) is gevraagd om mee te gaan om een horloge te pakken en dat zij dan haar deel zou krijgen. Uit de verklaring van verdachte blijkt vervolgens dat zij op 26 februari 2019 met medeverdachten [naam medeverdachte] en [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ) naar Diemen is gegaan, dat zij vervolgens samen met [naam medeverdachte] aangeefster heeft benaderd en dat zij, verdachte, uiteindelijk degene is geweest die het horloge van de pols van aangeefster heeft gehaald.
Voorts overweegt de rechtbank dat uit de aangifte is gebleken dat aangeefster door [naam medeverdachte] is vastgepakt bij haar arm en bij haar keel en dat deze is dichtgeknepen. Volgens de verklaring van getuige [naam getuige] heeft verdachte haar pols vastgepakt om ervoor te zorgen dat zij, [naam getuige] , [naam medeverdachte] niet meer kon vasthouden. Volgens aangeefster heeft [naam medeverdachte] haar in een wurggreep gehouden en omdat zij tegenstribbelde is zij naar de grond gezakt. Verdachte heeft toen volgens aangeefster meermalen geroepen ‘Stop ermee anders ga ik schieten’. Verdachte heeft vervolgens het horloge van haar arm gehaald, waarna zij werd losgelaten door [naam medeverdachte] . Uit zowel de aangifte als uit de camerabeelden blijkt dat verdachte noch [naam medeverdachte] zich tijdens de beroving heeft gedistantieerd en dat zij allebei meerdere geweldshandelingen hebben verricht.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte en [naam medeverdachte] gezamenlijk hebben gehandeld gedurende het hele feit en allebei ook uitvoeringshandelingen hebben verricht. Dat aangeefster en [naam getuige] wisselend hebben verklaard over wie heeft geroepen dat er zou worden geschoten, maakt dit niet anders en kan het gevolg zijn geweest van de ontstane hectiek. Duidelijk is in ieder geval dat beiden hebben verklaard dát dergelijke bedreigingen zijn geuit, op grond waarvan de rechtbank ook de bedreiging met geweld bewezen zal verklaren. De rechtbank is van oordeel dat sprake was van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [naam medeverdachte] , zodat de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen acht.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 26 februari 2019 te Diemen, op de openbare weg de [staatnaam 1] ter hoogte van het [straatnaam 2] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge, merk Rolex, toebehorende aan [naam aangeefster] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam aangeefster] en [naam getuige] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit:
  • het met kracht vastpakken van de arm van die [naam aangeefster] en
  • het met kracht vastpakken en dichtknijpen van de keel van die [naam aangeefster] en
  • het vastpakken van de pols van die [naam getuige] en
  • daarbij meermalen die [naam aangeefster] en die [naam getuige] de woorden toevoegen ‘Geef mij die Rolex of ik ga schieten’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Motivering van de straffen en maatregelen

5.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om verdachte te berechten volgens het adolescentenstrafrecht. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, waarvan 170 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke deel van de jeugddetentie moeten worden verbonden de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering in het reclasseringsrapport van 29 mei 2019.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 100 uren.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om verdachte conform het reclasseringsrapport van 29 mei 2019 te berechten volgens het jeugdstrafrecht en de daarbij behorende straftoemeting. De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
53. Het oordeel van de rechtbank
Adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit twintig jaar en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog onder de 23 jaar, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd die daartoe aanleiding geven.
De reclassering heeft in haar rapport van 29 mei 2019 geadviseerd het adolescentenstrafrecht toe te passen. De reclassering ziet enige aanwijzingen voor beperkte handelingsvaardigheden. Verdachte lijkt de risico’s van haar gedrag niet goed te kunnen inschatten en laat zich gemakkelijk beïnvloeden door kennissen. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor pedagogische beïnvloeding en acht de reclassering schoolgang noodzakelijk.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het toepassen van het adolescentenstrafrecht van belang is voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte als ook in het belang van de maatschappij, om verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten. De rechtbank zal dan ook toepassing geven aan het adolescentenstrafrecht.
Motivering van de straf
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank heeft de oriëntatiepunten die strafrechters in Nederland hanteren (LOVS-oriëntatiepunten) tot uitgangspunt genomen. Voor een straatroof waarbij geweld is gebruikt, geldt in het jeugdstrafrecht als uitgangspunt 60 uur taakstraf. De rechtbank is van oordeel dat strafverzwarende omstandigheden aanwezig zijn. Verdachte heeft samen met een ander een nare straatroof gepleegd. Het slachtoffer is uit het niets van achteren aangevallen en vervolgens door de medeverdachte in een wurggreep gehouden zodat verdachte het horloge van de arm van het slachtoffer kon halen. Daarbij is gedreigd met schieten. Dit is een zeer angstige situatie voor haar geweest die grote impact op het slachtoffer heeft gehad en nog altijd heeft, zoals blijkt uit haar slachtofferverklaring. Zij durft zich niet meer vrij op straat te begeven en zij heeft studievertraging opgelopen omdat zij een aantal maanden lessen niet heeft kunnen bijwonen.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de ontwikkeling van verdachte en het feit dat zij zich blijkens haar strafblad niet eerder schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten.
Bij een bewezenverklaring adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een gedragsinterventie en het volgen van een passende opleiding. De rechtbank acht het ook van groot belang dat verdachte een flinke stok achter de deur heeft om niet opnieuw de fout in te gaan.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Alles afwegende komt de rechtbank tot oplegging van een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, waarvan 170 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geëist door de officier van justitie. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 60 uren.

6.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [naam aangeefster] vordert € 1.000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 26 februari 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening.
De vordering is niet betwist. Vast staat dat aan de benadeelde [naam aangeefster] door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit.
De gevorderde immateriële schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, is voldoende onderbouwd, en zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [naam aangeefster] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.000,00 (duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 26 februari 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Hoofdelijkheid
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voor zover dit al door haar mededader is voldaan.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 77c, 77h, 77i, 77m, 77ma, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Veroordeelt verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte,
170 (honderdzeventig) dagenvan de jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
60 (zestig) uren,met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 30 dagen.
De tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf kan worden gelast, als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene en bijzondere voorwaarden houdt.
Stelt alsalgemene voorwaardendat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en,
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt alsbijzondere voorwaardendat:
Meldplicht bij de Reclassering
1. veroordeelde zich gedurende de proeftijd van twee jaar meldt bij de Reclassering op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam, zolang de reclassering dit nodig acht.
Gedragsinterventies
2. veroordeelde deelneemt aan de gedragsinterventie COVA of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven;
Dagbesteding
3. veroordeelde volgt een passende opleiding. Indien veroordeelde geen opleiding volgt, dan zal zij meewerken aan het verkrijgen en behouden van betaald werk.
Geeft opdracht aan de Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst de vordering van
[naam aangeefster]toe tot € 1.000,00 (duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 26 februari 2019, tot aan de dag van de voldoening.
Veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling met medeverdachte, [naam medeverdachte] , van het toegewezen bedrag aan [naam aangeefster] voornoemd, behalve deze vordering al door of namens de ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam aangeefster] , aan de Staat € 1.000,00 (duizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 26 februari 2019, tot aan de dag van de voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 20 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Leenstra en mr. I. Struijkenkamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 september 2019.
[... ]
[... ]