ECLI:NL:RBAMS:2019:7500

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
10 oktober 2019
Zaaknummer
13/073577-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ontucht met minderjarige nichtje door aanraken van borsten en vagina

Op 9 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een verkort vonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige nichtje. De zaak kwam ter terechtzitting na een aangifte van de benadeelde partij, die op dat moment nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waaronder de aangifte van de benadeelde, getuigenverklaringen en een excuusmail van de verdachte. De verdachte heeft ontkend de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaring van de benadeelde voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 april 2012 tot en met 31 december 2014 ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder het aanraken van de borsten en vagina van de benadeelde, en heeft hem hiervoor veroordeeld. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 14 dagen opgelegd, waarvan 12 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uur. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 5.000,- toegewezen aan de benadeelde partij voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de benadeelde partij voor het materiële deel niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de schade niet eenvoudig kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om een schadevergoedingsmaatregel op te leggen ten behoeve van de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT
VONNIS
Parketnummer: 13/073577-18
Datum uitspraak: 9 oktober 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkorte vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J.M. Vreekamp en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. N. de Vos naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij, [naam 1] , en van wat de benadeelde partij en haar raadsvrouw mr. M.M. de Boer naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 14 augustus 2010 tot en met 31 december 2014 te Diemen, in elk geval in Nederland, met [naam 1] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) gepleegd, hebbende verdachte die Van [naam 1] geknuffeld en/of die [naam 1] vastgepakt en/of op zijn schoot gezet en/of met zijn penis, in elk geval met zijn onderlichaam tegen de billen, in elk geval het onderlichaam, van die Van [naam 1] gewreven en/of die van [naam 1] meermalen (over de kleding heen) bij haar borsten heeft vastgepakt en/of haar borsten heeft gestreeld, althans heeft aangeraakt en/of (toen die Van [naam 1] op bed lag) die Van [naam 1] bij de schouders en/of de rug gemasseerd en/of (toen die Van [naam 1] op de bank lag) een dekentje gepakt en/of over hem, verdachte, en die Van [naam 1] gedaan en/of is verdachte (vervolgens) naast die Van [naam 1] gaan liggen en/of zijn hand tussen de benen van die Van [naam 1] gedaan/gelegd en/of over de vagina van die Van [naam 1] gewreven (over de kleding heen) en/of zijn hand in de broek van die Van [naam 1] gedaan en/of (vervolgens) (over) de vagina van die Van [naam 1] aangeraakt en/of betast en/of gewreven en/of (daarbij) met zijn hand (over) zijn penis betast/gewreven (over zijn kleding heen).

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring van de in de tenlastelegging genoemde ontuchtige handelingen met aangeefster gevorderd. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [naam 1] , de verschillende getuigenverklaringen en de excuusmail van verdachte. De handelingen kunnen volgens de officier van justitie als ontuchtig worden aangemerkt, omdat sprake was van handelingen van seksuele aard en van strijdigheid met de sociaal-ethische norm, nu het gaat om handelingen van een oom met een jong nichtje. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat er iets was van een seksuele intentie en in zijn excuusmail heeft hij geschreven dat hij een grens over is gegaan.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak verzocht voor de handelingen met betrekking tot de borsten en vagina van aangeefster en de penis van verdachte. Voor het overige legt zij zich neer bij het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Zoals vaak in zedenzaken waren de enige twee aanwezigen bij de momenten waarover aangeefster heeft verklaard aangeefster zelf en verdachte. Aangeefster verklaart dat verdachte meerdere keren ontuchtige handelingen met haar heeft verricht. Verdachte verklaart op genoemde momenten samen met aangeefster te zijn geweest, maar ontkent de ontuchtige handelingen. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is alleen de verklaring van aangeefster onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De verklaring van aangeefster moet ondersteuning vinden in andere bewijsmiddelen.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte, haar aangetrouwde oom, haar toen ze tussen de tien en twaalf jaar was veel heeft geknuffeld, wat ze niet prettig vond. Vanaf haar twaalfde heeft verdachte haar een keer vastgepakt, op zijn schoot gezet en ging hij met zijn onderlichaam tegen haar aanrijden. Dit was in de kledingwinkel van verdachte te Diemen. Op de slaapkamer in het huis van verdachte heeft hij haar schouders gemasseerd. Verdachte heeft vaker over haar kleding haar borsten aangeraakt. In de woonkamer heeft verdachte meerdere keren met aangeefster op de bank gelegen met een dekentje over hen heen. Verdachte ging dan met zijn hand onder de deken en legde zijn hand tussen de benen van aangeefster of wreef heen en weer over de vagina van aangeefster. Het is één keer voorgekomen dat verdachte aangeefster op haar blote vagina heeft aangeraakt.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij meerdere keren met aangeefster heeft geknuffeld en dat zij ook wel eens bij hem op schoot heeft gezeten. Daarbij heeft hij geen rijdende bewegingen gemaakt. Volgens verdachte komen ze uit een familie die graag knuffelt en hadden de handelingen dan ook geen ontuchtig karakter. Verdachte heeft één keer een erectie gekregen toen hij samen met aangeefster onder een dekentje op de bank lag. Hij is daar van geschrokken. Verdachte pakte vaker een dekentje en ging dan naast aangeefster op de bank liggen. Hij vond dat fijn. Zij knuffelden dan of hij kriebelde haar over haar rug. Eén keer lagen zij samen op de bank toen aangeefster zich plotseling omdraaide. Toen is hij per ongeluk met zijn hand in haar broek geraakt. Verdachte ontkent daarbij aangeefsters vagina te hebben aangeraakt. Ook haar borsten, vagina of tussen haar benen heeft hij niet aangeraakt, ook niet over de kleding heen, aldus verdachte.
De rechtbank stelt vast dat zowel aangeefster als verdachte hebben verklaard over de situaties dat zij samen op de bank lagen onder een dekentje, dat zij knuffelden en dat verdachte aangeefsters rug en schouders streelde en masseerde. Op deze punten vindt de verklaring van aangeefster dan ook steun in de verklaring van verdachte. Ook in de excuus-mail van verdachte ziet de rechtbank steun voor de verklaring van aangeefster. Verdachte schrijft daarin onder meer dat hij een grens over is gegaan toen aangeefster bij hem op schoot zat en dat op zijn seksuele gevoelens geen rem zat. Ten overstaan van de rechtbank heeft verdachte verklaard dat hij eenmaal een erectie heeft gekregen toen hij met aangeefster onder een dekentje op de bank lag. De rechtbank ziet ook daarin ondersteuning voor de verklaring van aangeefster, met name ook voor de seksuele aard, het ontuchtige karakter, van de aanrakingen van aangeefster door verdachte. De verklaring van aangeefster vindt dus voldoende ondersteuning in andere bewijsmiddelen en is naar het oordeel van de rechtbank, mede door die ondersteuning, betrouwbaar. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van die verklaring en komt tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde ontuchtige handelingen. Dat genoemde handelingen ontuchtig zijn stelt de rechtbank vast op basis van de handelingen zelf (het aanraken van borsten en vagina), maar ook door de kennelijk seksuele intentie die verdachte had en die aangeefster heeft ervaren. De hiervoor besproken momenten van ontuchtige handelingen hebben, zo heeft aangeefster verklaard, plaatsgevonden vanaf 1 april 2012. Voor die datum heeft aangeefster alleen verklaard dat zij regelmatig door verdachte werd geknuffeld wat zij als onprettig heeft ervaren. Over de mogelijke seksuele en daarmee ontuchtige context van die handelingen is uit het dossier onvoldoende gebleken. Verdachte wordt dus vrijgesproken voor de periode voor 1 april 2012.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
in de periode van 1 april 2012 tot en met 31 december 2014 te Diemen met [naam 1] , die toen de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hebbende verdachte
  • die Van [naam 1] geknuffeld en die Van [naam 1] vastgepakt en op zijn schoot gezet en met zijn onderlichaam tegen de billen van die Van [naam 1] gewreven en
  • die van [naam 1] meermalen over de kleding heen bij haar borsten aangeraakt en
  • toen die Van [naam 1] op bed lag die Van [naam 1] bij de schouders en de rug gemasseerd en
  • toen die Van [naam 1] op de bank lag een dekentje gepakt en over verdachte en die Van [naam 1] gedaan en naast die Van [naam 1] gaan liggen en zijn hand tussen de benen van die Van [naam 1] gedaan en over de vagina van die Van [naam 1] gewreven, over de kleding heen, en zijn hand in de broek van die Van [naam 1] gedaan en de vagina van die Van [naam 1] aangeraakt en
  • met zijn hand over zijn penis gewreven over zijn kleding heen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur. Als verdachte die taakstraf niet of niet goed uitvoert, moet hij 75 dagen in hechtenis zitten. Daarnaast vindt de officier van justitie dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken moet worden opgelegd met een proeftijd van 2 jaar.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte geen (voorwaardelijke) gevangenisstraf op te leggen en de door de officier van justitie gevorderde taakstraf te matigen. De raadsvrouw heeft daarbij gewezen op het feit dat verdachte vrijwillig al twee keer een behandeling heeft gevolgd bij De Waag.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende een periode van meer dan twee jaar ontuchtige handelingen gepleegd met zijn nichtje. Zij was in die periode tussen de twaalf en veertien jaar oud. Door de scheiding van de ouders van aangeefster verbleef zij vaak bij verdachte en zijn vrouw thuis. Verdachte heeft op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in hem als familielid werd gesteld. Verdachte heeft door het plegen van deze ontuchtige handelingen zijn seksuele lustgevoelens willen bevredigen, ten koste van zijn minderjarige nichtje. Dit gebeurde juist in een omgeving waarin aangeefster veilig had moeten zijn, in het huis van haar oom en tante, terwijl de veiligheid van haar eigen gezin door de echtscheiding ontbrak.
Aangeefster heeft op de zitting een slachtofferverklaring afgelegd. De ontuchtige handelingen hebben bij haar gevoelens van angst, schaamte en schuld veroorzaakt. Nu, vijf jaar later, heeft zij nog steeds moeite om erover te praten. Mede door het misbruik is een posttraumatische stressstoornis (PTSS) vastgesteld. Ook heeft aangeefster depressieve klachten. Aangeefster heeft moeite met het vertrouwen van anderen en met het aangaan van relaties.
De rechtbank weegt ook mee dat het bewezen verklaarde bijna vijf jaar geleden is gepleegd en verdachte daarna niet opnieuw voor een soortgelijk feit met politie of justitie in aanraking is gekomen. Verdachte is bovendien niet eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit. Nadat verdachte door familieleden geconfronteerd werd met de ervaringen van aangeefster, twee jaar voor de aangifte, is verdachte in behandeling gegaan bij De Waag. Als onderdeel van de behandeling heeft verdachte een excuusmail aan aangeefster geschreven. Hieruit komt naar voren dat verdachte enig inzicht lijkt te hebben in de consequenties van zijn handelen en daarvoor enige verantwoordelijkheid neemt. Later, nadat de aangifte is opgenomen, heeft verdachte zich, de rechtbank begrijpt onder druk van de familie, opnieuw onder behandeling gesteld bij De Waag, zowel in individueel als in groepsverband. Als onderdeel van de behandeling zijn veiligheidsafspraken gemaakt ten aanzien van aangeefster en andere kinderen, om herhaling en zorgen te voorkomen. De Waag schat in de brief van 10 januari 2019 het recidiverisico in als laag. Maar verdachte vindt het moeilijk zich kwetsbaar op te stellen en heeft ook op de zitting geen volledige openheid van zaken gegeven. De rechtbank vindt een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf nodig, om het recidiverisico te beperken. De rechtbank vindt een gevangenisstraf van 14 dagen, waarvan 12 dagen voorwaardelijk en een taakstraf van 150 uur passend. Omdat verdachte twee dagen in voorarrest heeft gezeten en die tijd van de gevangenisstraf wordt afgetrokken, hoeft verdachte nu niet terug naar de gevangenis.

9.Benadeelde partij

Materiële schadevergoeding
De benadeelde partij [naam 1] vordert € 36.250 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij door het bewezen verklaarde PTSS heeft opgelopen. Omdat zij PTSS heeft, is zij ongeschikt verklaard voor de opleiding/baan die ze bij defensie wilde starten. Het gevorderde bedrag is opgebouwd uit enerzijds het loon dat ze gedurende de 4-jarige opleiding bij defensie zou ontvangen, maar door de PTSS en dus door de ontucht niet heeft gekregen. Anderzijds bestaat de opgevoerde schade uit het bedrag dat zij voor haar huidige, noodgedwongen gekozen, opleiding heeft moeten betalen. Bij elkaar gaat het om schade van € 72.500. Omdat het gaat om toekomstige schade heeft de benadeelde partij verzocht de schade te schatten op de helft.
De rechtbank kan op basis van het dossier en de onderbouwing van de benadeelde partij niet eenvoudig vaststellen dat de gestelde materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde. Uit de toelichting van de psychotherapeut blijkt dat mogelijk ook andere factoren van invloed zijn geweest op de psychische problematiek van benadeelde. Daarmee samenhangend kan de rechtbank niet vaststellen dat aangeefster zonder het bewezen verklaarde wel zou zijn aangenomen bij defensie. En dan speelt ook nog de vraag of er niet een andere mogelijkheid was in de keuze voor werk/opleiding, waarmee de gestelde schade beperkt was gebleven tot een lager bedrag. Het toelaten van nadere bewijslevering op deze punten zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak zou moeten worden aangehouden en aanzienlijke vertraging op zou lopen en dat vindt de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het materiële deel daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan haar schade eventueel via de civiele rechter verhalen op verdachte.
Immateriële schadevergoeding
De benadeelde partij vordert daarnaast een bedrag van € 12.000 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij door het bewezen verklaarde psychische schade heeft opgelopen in de vorm van PTSS en depressieve klachten. Daarvoor is zij in behandeling bij een psychotherapeut, waarvan EMDR-therapie onderdeel is.
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij immateriële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar lichamelijke integriteit. De hoogte van de vordering is op de terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden, met name de aard en de duur van de inbreuken, haar jeugdige leeftijd ten tijde van de inbreuken en de impact die de inbreuken op haar psychisch welbevinden hebben gehad en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op €. 5000,- (vijfduizend euro). Daarover moet verdachte ook de wettelijke rente betalen vanaf 31 december 2014. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [naam 1] wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 36f, 57
63 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 14 (veertien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
12 (twaalf) dagen,van deze gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd,tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij
een proeftijd van 2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 150 (honderdvijftig) uur, met bevel voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 (vijfenzeventig) dagen.
Wijst de vordering van [naam 1] toe tot € 5.000,- (vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 31 december 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij voornoemd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in haar vordering.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 1] , € 5.000,- (vijfduizend euro) aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 31 december 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van 60 dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat als en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Leijten, voorzitter,
mrs. J. Huber en J.W.P. van Heusden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Drent, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 oktober 2019.