Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
Country Managing Director Nederland(hierna: CMD Nederland).
Corporate and Private Clients(hierna: CPC).
Management Equity Plan(hierna: MEP-plan). Hierbij verkreeg hij op basis van een door hem gedane investering aandelen in Vistra NL.
Acceptable Use Standardvan Vistra NL luidt voor zover hier relevant als volgt:
policiesvan Vistra NL, waaronder de Acceptable Use Standard, kennis heeft genomen en dat hij zich verplicht zich daaraan te houden. Het geheimhoudingsbeding in artikel 11 van de arbeidsovereenkomst luidt - voor zover hier relevant - als volgt:
Head of Europeen bestuurder bij Vistra Holdings, van [land] naar Amsterdam gekomen. Hij was vanaf dat moment één van de direct leidinggevenden van [verzoeker A / verweerder B] .
sabbatical leavevan enkele maanden op te nemen om zijn thuissituatie op orde te krijgen.
Head of CPCaangeboden (hierna: het aanbod). Het gesprek vond plaats vlak voordat [verzoeker A / verweerder B] de kerstvakantie in het buitenland ging doorbrengen.
director HR Europebinnen de Vistra Groep, aanwezig. In dit gesprek zijn het aanbod en de voorwaarden daarvan, nader besproken.
PIP-calculations, inhoudende vertrouwelijke persoonsgegevens van alle medewerkers van Vistra NL. Die avond heeft hij vanaf zijn privé e-mailadres verschillende e-mails met bestanden aan het e-mailadres van zijn advocate doorgestuurd.
Norton Rose Fulbright Hong Kongaan [verzoeker A / verweerder B] namens de Vistra Groep bericht dat [verzoeker A / verweerder B] door te dreigen met indiening van het enquêteverzoekschrift ten aanzien van de Vistra Groep zijn verplichtingen met betrekking tot (documentatie van) het MEP-plan schendt. Dientengevolge zal de Vistra Groep hem aanmerken als ‘
very bad leaver’ onder het MEP-plan, tenzij hij (onder meer) afziet van indiening van het enquêteverzoek.
3.Het geschil
€ 30.000,- bruto binnen 14 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente van de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, alsmede [verzoeker A / verweerder B] te veroordelen in de proceskosten.
4.De beoordeling
New Hairstyle), heeft de wetgever bij de invoering van de Wet Werk en Zekerheid (Wwz) geen wijziging willen aanbrengen in de tot die tijd bestaande mogelijkheid tot het toekennen van een (billijke) vergoeding aan de bestuurder van een rechtspersoon bij een (kennelijk) onredelijk ontslag.
- bij het onterecht geoordeelde ontslag op staande voet is, nu het gaat om het ten onrechte stellen van de zwaarste sanctie die het ontslagrecht kent, sprake van een ernstige mate van verwijtbaarheid van Vistra NL;
- aannemelijk is dat het onterechte ontslag op staande voet tot grote spanningen en gevoelens van stress bij [verzoeker A / verweerder B] heeft geleid;
- juist ook vanwege de zwaarte van de sanctie is aannemelijk dat het ontslag op staande voet in sterke mate diffamerende gevolgen heeft voor [verzoeker A / verweerder B] reputatie, waarbij ook in aanmerking wordt genomen dat [verzoeker A / verweerder B] actief is in een branche (de trustbranche) en op een niveau (managementniveau) waar op het gebied van integriteit en reputatie doorgaans hoge eisen worden gesteld, en daarnaast dat het hierbij gaat om een relatief kleine wereld;
- aannemelijk is dan ook dat het onterechte ontslag op staande voet [verzoeker A / verweerder B] zal bemoeilijken bij het vinden van een andere baan, laat staan een vergelijkbare baan, waarbij ook van belang is dat [verzoeker A / verweerder B] reeds 52 jaar oud is;
- omdat [verzoeker A / verweerder B] statutair bestuurder was, kon hij geen herstel van zijn dienstbetrekking vragen;
- aannemelijk is dat, indien het ontslag op staande voet achterwege zou zijn gebleven, nog steeds de vennootschapsrechtelijke relatie met [verzoeker A / verweerder B] zou zijn beëindigd en dat Vistra NL een procedure ter ontbinding van de arbeidsovereenkomst aanhangig zou hebben gemaakt en dat [verzoeker A / verweerder B] (ook) in die procedure een verzoek om een billijke vergoeding wegens een onredelijk ontslag zou hebben ingediend; hoe dit scenario zich precies zou hebben voltrokken en wat het eindresultaat zou zijn geweest is niet goed te bepalen, nu het afhankelijk is van vele verschillende beoordelingen en keuzes en aldus met veel onzekerheden is omgeven;
- [verzoeker A / verweerder B] heeft € 58.609,46 aan juridische advieskosten gemaakt in de aanloop naar en tijdens deze procedure, die niet zijn gedekt door zijn rechtsbijstandsverzekeraar.
NJ2017/126).