Op 3 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan België op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 30 juli 2019 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij illegale cannabisplantages in België. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. De verdediging voerde aan dat de feitsomschrijving in het EAB ongenoegzaam was, omdat deze onbepaalde data en onvoldoende bewijs van betrokkenheid zou bevatten. De officier van justitie daarentegen stelde dat de beschrijving in het EAB voldoende was om de overlevering te rechtvaardigen.
De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de vereisten van de Overleveringswet (OLW) en dat de omschrijving van de feiten voldoende duidelijk was voor de opgeëiste persoon. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman en concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij werd opgemerkt dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, valt onder de lijst van bijlage 1 bij de OLW, namelijk illegale handel in verdovende middelen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.