ECLI:NL:RBAMS:2019:7467

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2019
Publicatiedatum
9 oktober 2019
Zaaknummer
13/751721-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel in strafzaak

Op 3 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan België op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 30 juli 2019 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij illegale cannabisplantages in België. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. De verdediging voerde aan dat de feitsomschrijving in het EAB ongenoegzaam was, omdat deze onbepaalde data en onvoldoende bewijs van betrokkenheid zou bevatten. De officier van justitie daarentegen stelde dat de beschrijving in het EAB voldoende was om de overlevering te rechtvaardigen.

De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de vereisten van de Overleveringswet (OLW) en dat de omschrijving van de feiten voldoende duidelijk was voor de opgeëiste persoon. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman en concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij werd opgemerkt dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, valt onder de lijst van bijlage 1 bij de OLW, namelijk illegale handel in verdovende middelen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751721-19
RK nummer: 19/4594
Datum uitspraak: 3 oktober 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 30 juli 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 juli 2019 door de rechtbank van eerste aanleg van Henegouwen – afdeling Charleroi (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedag] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 19 september 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door mr. D.R. Kops die waarneemt voor zijn raadsman, mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen en door een tolk in de Bulgaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Bulgaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel bij verstek van 3 juli 2019 van de rechtbank van eerste aanleg van Henegouwen – afdeling Charleroi.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Belgisch recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1.
Genoegzaamheid
3.1.1
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat de feitsomschrijving ongenoegzaam is. Het zou gaan om onbepaalde data in een periode van 10 maanden. Het DNA van de opgeëiste persoon is op twee plantages aangetroffen, maar onduidelijk is waar in de plantages en op welke spullen. Ook is niet duidelijk waar de betrokkenheid van de opgeëiste persoon uit bestaat. Er worden geen onderzoeksresultaten, verklaringen of omstandigheden genoemd waaronder het feit zou zijn gepleegd. Het vertrouwensbeginsel kan niet zover reiken dat kan worden overgeleverd voor feiten waarvan de betrokkenheid van een opgeëiste persoon niet blijkt.
3.1.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het duidelijk is dat de opgeëiste persoon wordt verdacht van betrokkenheid bij twee cannabisplantages. De feitsomschrijving is genoegzaam en het specialiteitsbeginsel is gewaarborgd.
3.1.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
In de onderhavige zaak geldt het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank is met de omschrijving in het EAB - mede in aanmerking genomen dat sprake is van een overlevering in het kader van strafrechtelijk onderzoek - duidelijk voor de opgeëiste persoon waarvoor zijn overlevering wordt verzocht, namelijk betrokkenheid bij vier cannabisplantages in Leernes en andere plaatsen in België in de periode van 1 januari 2018 en 7 oktober 2018. Hoewel het EAB vermeld dat DNA van de opgeëiste persoon op twee cannabisplantages is gevonden, blijkt uit de verdere feitsomschrijving duidelijk dat de verdenking ook de overige plantages betreft. Dit geldt temeer nu de opgeëiste persoon het feit in vereniging met anderen zou hebben gepleegd De rechtbank volgt derhalve niet de beperking tot twee plantages waar de officier van justitie van uit gaat.
Ook overigens is voldaan aan de vereisten die de OLW aan het EAB stelt, zodat de rechtbank van oordeel is dat het feit genoegzaam is omschreven. De uitvaardigende justitiële autoriteit hoeft de gronden van de verdenking niet te vermelden. Het is immers niet aan deze rechtbank om te toetsen of er voldoende gronden zijn voor de beschreven verdenking, dan wel om de rechtmatigheid van deze gronden te beoordelen. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar Belgisch recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de rechtbank van eerste aanleg van Henegouwen – afdeling Charleroi (België).
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en M.E.M. James-Pater, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 3 oktober 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.