In de strafzaak tegen de moeder van een pasgeboren baby, die op 8 juni 2016 aan de Sloterplas werd gevonden, heeft de rechtbank Amsterdam op 9 oktober 2019 uitspraak gedaan. De moeder werd beschuldigd van het verbergen van het lijkje van haar kind. Tijdens de zitting op 25 september 2019 heeft de officier van justitie, mr. S. Sondermeijer, gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte het lijkje niet had willen verbergen, maar juist had neergelegd op een plek waar het gevonden kon worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na haar bevalling in geheim, het lijkje van haar baby in een tas heeft neergelegd nabij een fiets-/voetpad, met de intentie dat het gevonden zou worden. De officier van justitie betoogde dat de verdachte het lijkje had verborgen met het oogmerk om het overlijden te verbergen. Echter, de rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte het lijkje met dat oogmerk had verborgen. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte, hoewel verontrustend, niet onder de strafbare feiten van artikel 151 van het Wetboek van Strafrecht vallen.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen en hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van duidelijke bewijzen voor de intentie achter de handelingen van de verdachte, en dat de omstandigheden van de zaak niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen.