Op 5 september 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1998 en gedetineerd in een Huis van Bewaring. De zaak betreft twee parketnummers, waarbij de verdachte werd beschuldigd van straatroof (zaak A) en verschillende vernielingen en het voorhanden hebben van drugs (zaak B). Tijdens de zitting op 22 augustus 2019 zijn de zaken gevoegd behandeld. De officier van justitie, mr. G. Dankers, heeft vrijspraak gevorderd voor de straatroof, terwijl de verdediging ook vrijspraak heeft bepleit voor de andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de straatroof en de mishandeling, en heeft de verdachte hiervan vrijgesproken. Echter, de rechtbank achtte de vernielingen en het voorhanden hebben van drugs wel bewezen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de eerdere strafbare feiten van de verdachte heeft meegewogen. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank geen straf of maatregel heeft opgelegd voor de feiten waarvoor de vorderingen zijn ingediend. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. R.A.J. Hübel als voorzitter.