ECLI:NL:RBAMS:2019:7332

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2019
Publicatiedatum
3 oktober 2019
Zaaknummer
13/684088-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met ISD-maatregel opgelegd aan verdachte

Op 5 september 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1967 en gedetineerd, werd ervan beschuldigd op of omstreeks 15 mei 2019 in Amsterdam blikken bier ter waarde van 6,49 euro te hebben gestolen van een Jumbo-supermarkt. Tijdens de zitting op 22 augustus 2019 heeft de officier van justitie, mr. G. Dankers, de vordering ingediend, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. C.H. van Keulen, zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het ten laste gelegde feit bewezen kon worden op basis van de aangifte en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat het bewezen verklaarde feit strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een kortere duur van één jaar om de band met de dochter van de verdachte te herstellen.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. Gezien de verslavingsproblematiek en eerdere misdrijven, oordeelde de rechtbank dat een ISD-maatregel van twee jaar noodzakelijk was. De rechtbank heeft de maatregel opgelegd voor de maximale termijn van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest, en heeft de verdachte veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/684088-19 (Promis)
Datum uitspraak: 5 september 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1967,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres 1] , [plaats] , gedetineerd in [plaats detentie] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G. Dankers, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.H. van Keulen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 mei 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer blik(ken) bier (totale waarde 6,49 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Jumbo (vestiging [adres 2] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit kan worden bewezen op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het aan verdachte ten laste gelegde feit kan worden bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn opgenomen, bewezen dat verdachte
op 15 mei 2019 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen blikken bier toebehorende aan Jumbo, vestiging [adres 2] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – onder verwijzing naar haar schriftelijke pleitnotities – primair aangevoerd dat de ISD-maatregel voor de duur van één jaar moet worden opgelegd, zodat verdachte de band met zijn dochter kan herstellen. Verdachte is gemotiveerd om mee te werken aan een behandeling binnen de ISD-maatregel, maar hij zal zolang hij daarmee bezig is geen contact willen opnemen met zijn dochter. Het opleggen van een ISD-maatregel voor de duur van twee jaren kan daarom invloed hebben op de motivatie van verdachte om mee te werken aan zijn behandeling.
Subsidiair, indien de rechtbank van oordeel is dat de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren dient te worden opgelegd, verzoekt de raadsvrouw de ambtshalve tussentijdse toetsing van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel na zes maanden na de aanvang van de maatregel.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander op het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Dat is een vervelend feit dat voor de gedupeerde winkelier in het algemeen schade en overlast teweegbrengt.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Inforsa van 17 juli 2019, opgemaakt door C. Kleine. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Blijkens een verdiepingsdiagnostiek is er sprake van verslavingsproblematiek en psychiatrische problemen. Eerder opgestarte trajecten vanuit de reclassering om verdachte ambulant te begeleiden zijn niet van de grond gekomen, omdat verdachte niet op afspraken verscheen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om verdachte binnen een ambulant kader te begeleiden. Daarnaast is in andere kaders getracht om verdachte klinisch te behandelen, maar dit is niet gelukt. De reclassering is daarom van mening dat verdachte aan de harde en zachte ISD-criteria voldoet.
De reclassering is van mening dat een klinisch traject in het kader van de ISD-maatregel meer kans van slagen heeft. In het kader van de ISD-maatregel is verder psychologisch onderzoek geïndiceerd en dan met name een IQ-bepaling. Vervolgens zou verdachte kunnen worden aangemeld voor een klinisch traject gericht op het behandelen van de verslavingsproblematiek, waarbij rekening gehouden zou moeten worden met het functioneren van verdachte. Daarna zou verdachte kunnen doorstromen naar een begeleid wonen setting waar geen drugs gebruikt mogen worden en dat is afgestemd op het functioneren van verdachte.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 22 augustus 2019 reclasseringswerker R. Nuyens, verbonden aan Inforsa te Amsterdam, als deskundige gehoord. Hij verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Binnen twee eerdere drangkaders is van alles geprobeerd. Verdachte laat zien dat hij van goede wil is, maar het is zeer de vraag of hij kan en zal meewerken aan een reclasseringstoezicht. Daarom is het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel het advies. Inforsa is van oordeel dat een intensieve klinische detoxbehandeling voor de duur van zeker een jaar geïndiceerd is. Dit zou bijvoorbeeld kunnen plaatsvinden in de Piet Roordakliniek. Een extramurale fase is mogelijk als verdachte zich gemotiveerd opstelt.
Indien verdachte zich aan de behandeling onttrekt, hebben we de zekerheid dat hij niet recidiveert omdat hij dan wordt teruggeplaatst in de ISD-inrichting.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 14 augustus 2019 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het onderhavige feit meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens het voornoemde uittreksel Justitiële Documentatie is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst van en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank ziet geen reden om deze maatregel niet op te leggen, en zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
De rechtbank overweegt dat door de reclassering is geadviseerd verdachte binnen een langlopend klinisch traject te behandelen voor zijn verslavingsproblematiek. Gebleken is dat verdachte al tweemaal eerder kortere klinische behandelingen heeft gevolgd, zonder succes. Het zwaartepunt van de ISD-maatregel ligt bij de extramurale fase waarin veel moet worden opgezet om gedragsverandering bij verdachte te bewerkstelligen en de beëindiging van de recidive door verdachte mogelijk te maken. De rechtbank is van oordeel dat één jaar te kort is om het voorgaande te realiseren. Om het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. De rechtbank zal daarom de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank is van oordeel dat er een concreet plan van aanpak ligt, waarin uiteen is gezet waarom niet met één jaar kan worden volstaan en ziet daarom geen aanleiding tot een ambtshalve toetsing van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A.J. Hübel, voorzitter,
mrs. I. Mannen en H.E. Hoogendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P. Jit, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 september 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[...]