Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- aan de zijde van de bank: [medewerker Anadolubank] ( [functie] ) met mr. Vos;
- [gedaagden] met mr. Broeseliske.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 juli 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Anadolubank Nederland N.V. en twee gedaagden. De bank vorderde onder andere dat de gedaagden schriftelijk informatie zouden verstrekken over hun vermogenspositie en dat zij een recht van hypotheek zouden verstrekken op hun registergoed. De gedaagden, die zich eerder garant hadden gesteld voor een krediet van € 1.774.000,- dat aan een vennootschap was verstrekt, voerden verweer en stelden dat de garanties niet afdwingbaar waren. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden in hun hoedanigheid van zakelijke partijen geen beroep konden doen op de bescherming die de wet biedt aan particuliere borgtocht. De rechtbank wees de vorderingen van de bank grotendeels toe, met uitzondering van de vordering tot afgifte van belastingaangiften die nog niet waren gedaan. In reconventie werd de vordering van de gedaagden tot opheffing van de door de bank gelegde beslagen afgewezen. De rechtbank legde dwangsommen op voor het geval de gedaagden niet aan de veroordelingen zouden voldoen.