Verdere beoordeling
in conventie en in reconventie:
8. Ten aanzien van de door OTS gemotiveerd betwiste vordering van [eiser] tot afgifte door OTS aan hem van alle e-mails met daaraan gehechte bijlagen die vanaf de emailadressen [e-mail adres] en [e-mail adres] zijn verzonden en ontvangen over de periode 1 januari 2014 tot en met 20 juni 2017 overweegt de kantonrechter als volgt.
9. Niet valt in te zien dat [eiser] in conventie belang heeft bij deze vordering. Voor zover hij deze vordering heeft gedaan om zijn verweer in reconventie kracht bij te zetten, heeft hij niet gesteld dat en op welke manier, welke e-mails precies zijn verweer kunnen onderbouwen. Voor toewijzing van zijn vordering is ingevolge vaste jurisprudentie onvoldoende dat [eiser] vermoedt/denkt dat hij in het geheel van alle e-mails steun van zijn verweer zal kunnen vinden. De vordering op grond van artikel 843a Rv wordt dan ook afgewezen.
10. Bij mondeling tussenvonnis van 25 april 2018 is [eiser] het bewijs opgedragen van zijn stelling dat [naam 1] wist van de betrokkenheid en/of werkzaamheden van [eiser] bij/voor Emporos. Daarbij is overwogen dat als [eiser] hierin slaagt, aan hem werkzaamheden voor Emporos en/of aandeelhouderschap in Emporos niet kunnen worden verweten en verschuldigdheid voor een boete in het kader van het nevenwerk-zaamhedenverbod in dat geval niet voor de hand ligt.
11. Ten bewijze van zijn stelling heeft [eiser] [naam 1] en [naam 7] laten horen als getuige. Verder heeft [eiser] schriftelijke verklaringen overgelegd van [naam broer] , [naam 11] en [naam 2] . Ook heeft [eiser] een e-mailberichtenketting van 22 december 2014 tot en met 24 december 2014 overgelegd met betrekking tot een factuur van 23 september 2014 van Emporos aan OTS. Tot slot heeft [eiser] vijf foto’s van een trip van [naam 7] naar Monaco met de familie [naam 1] overgelegd. In contra-enquête heeft OTS schriftelijke verklaringen overgelegd van [naam 12] en van [naam 9] .
12. [naam 1] is onder ede gehoord en heeft kort samengevat en voor zover van belang verklaard dat:
- hij zakelijk contact had met [eiser] ;
- hij [eiser] ook buiten het werk om zag: een aantal keer per jaar;
- zij niet samen op vakantie gingen;
- hij vast wel met hem een keer naar Monaco is geweest en dat [naam 7] ook wel bij sociale activiteiten is geweest, maar niet mee is geweest naar Monaco;
- dat zij wel één keer mee is geweest naar de Grand Prix in Monaco;
- dat hij wel eens op de woonboot van [eiser] kwam op een verjaardag of een borrel;
- het [eiser] zonder toestemming niet was toegestaan andere werkzaamheden te verrichten buiten OTS;
- dit is besproken bij het aangaan van zijn dienstverband omdat [eiser] toen nog nevenactiviteiten had voor IHC Merwede;
- dat [eiser] tijdens zijn dienstverband nooit toestemming heeft gekregen voor nevenactiviteiten;
- hij sinds mei 2015 wist dat [eiser] bestuurder en aandeelhouder is van Bovando;
- op verzoek van [eiser] OTS een betaling aan Bovando heeft gedaan;
- [eiser] aan hem heeft verteld dat Bovando een BV was uit zijn duiktijd vóór OTS en dat het goed was als daar een betaling door heen liep;
- deze BV al heel lang stil stond;
- deze BV een slapende vennootschap was;
- hij toen niets heeft gecheckt en vertrouwde op deze informatie;
- de procedure was dat hij alle contracten ondertekende;
- in 2014/2015 betalingen zijn gedaan aan Emporos en dat hij daarna is nagegaan of hier een contract aan ten grondslag lag;
- de factuur van Emporos was ondertekend door [naam 12] , [naam 11] en [eiser] ;
- [naam 12] tegen hem zei dat een contract met Emporos was gesloten;
- hij niet verbaasd was dat hij het commissiecontract van LS Cable niet eerder had gezien, omdat er gedelegeerde bevoegdheden waren en alles normaliter goed gecheckt werd;
- hij met [eiser] toentertijd heeft gesproken over de deal met LS Cable en dat hij akkoord heeft getekend voor het hele project;
- het hele project na zijn goedkeuring onder de verantwoordelijkheid van [eiser] viel;
- hij zich op dat moment niet erover heeft bekreund dat het contract alleen door [eiser] was getekend;
- hij er misschien wel wat over heeft gezegd, waarschijnlijk dat [eiser] zich aan de procedure moet houden en niet alleen contracten moet tekenen, maar dat hij op dat moment geen reden had om er meer werk van te maken;
- hij [naam 2] op een OTS feestje in Nederland heeft gezien en dat hij hem toen vluchtig heeft gesproken: “Hoi, hi, hoe is het?”;
- hij met [naam 2] noch met [naam 5] heeft gesproken over LS Cable deals of commissiecontracten omdat [eiser] dat deed;
- hij op het OTS feestje, een barbecue in Zandvoort, [naam 2] wellicht een klap op zijn schouder heeft gegeven en heeft bedankt voor zijn werk, maar dat dat niet veel voorstelde;
- hij in 2017 aan [naam 11] heeft gevraagd of zij toentertijd wist dat [eiser] betrokkenheid had bij Emporos en dat zij zei dat zij dat niet wist, dat ze met stomheid was geslagen en het verschrikkelijk vond;
- het totale onzin is dat hij, zoals [naam 7] heeft verklaard, tijdens de kerstborrel van 2015 iets gezegd zou hebben over Emporos, dat dat gewoon niet waar is.
13. Ook [naam 7] is onder ede gehoord en zij heeft kort samengevat en voor zover van belang verklaard dat:
- zij een vriendin is van [eiser] ;
- zij tussen 2006 en medio 2017 een affectieve relatie heeft gehad met [eiser] ;
- zij wist dat [eiser] aandeelhouder was van Emporos;
- dit bekend was bij zijn vrienden en familie en dat hij daar open over sprak;
- zij [naam 1] en [naam vader] vaak zag, dat zij op de verjaardag van [eiser] kwamen en dat zij vaak mee is geweest naar Monaco;
- zij een keer met [naam 1] en zijn vrouw en [naam vader] in Monaco is gaan zeilen;
- [naam 1] en [eiser] veel telefonisch contact hadden over Emporos;
- [naam 1] tijdens de kerstborrel van 2015 heeft gezegd dat hij blij was met het tweede contract en dat Emporos een oplossing heeft geboden;
- zij het idee had dat OTS wist dat [eiser] aandeelhouder was van Emporos;
- zij niet weet of dat openlijk is gezegd, maar dat zij ervan uit ging dat [naam 1] dit wist;
- [naam 1] heeft gezegd dat hij blij was dat wij, althans [eiser] , Emporos ter beschikking heeft gesteld;
- zij ervan overtuigd is dat [naam 1] wist dat [eiser] eigenaar was van Emporos;
- zij voor Emporos het Nederlandse gedeelte van de administratie deed, voor de Nederlandse belastingdienst;
- zij niet weet of andere werknemers dan zijn broer en nichtje wisten dat [eiser] een bedrijf had in Singapore, te weten Emporos, maar dat [naam 12] het wel wist omdat zij daarover contact met hem heeft gehad en in de cc stond van de e-mail van Emporos vanuit Singapore van 24 december 2014 aan hem;
- zij veel telefoongesprekken tussen [eiser] en [naam 1] heeft gehoord.
14. Uit de schriftelijke verklaring van [naam broer] volgt, kort gezegd, dat
- hij de broer is van [eiser] en werknemer was van OTS van 2013 tot eind 2017;
- hij technisch manager was en [naam 1] zijn CEO;
- hij [eiser] en [naam 1] heeft horen spreken over Emporos;
- hij heeft gehoord dat [naam 1] toen zei dat hij blij was dat [eiser] zijn bedrijfje ter beschikking had gesteld voor deze opdracht;
- [eiser] hem toen heeft uitgelegd dat zijn bedrijf werd gebruikt om commissies aan een tussenpersoon te betalen;
- het onmogelijk is dat [naam 1] niet zou weten dat Emporos van [eiser] was.
15. Uit de schriftelijke verklaring van [naam 11] volgt, kort gezegd, dat:
- zij een nicht is van [eiser] en vanaf augustus 2007 werkzaam is voor OTS als operationeel coördinator;
- het haar bekend was dat Emporos van [eiser] was;
- dit geen geheim was binnen OTS;
- dat [eiser] Emporos heeft aangeboden als tussenpersoon en dat dit ook is besproken met het projectteam.
16. Uit de eerste schriftelijke verklaring van [naam 2] van 20 april 2018 volgt, kort gezegd, dat:
- hij in 2015 op uitnodiging van [naam 1] bij een barbecue is geweest in Zandvoort als bedankje voor de vlotte uitvoering van het LS Cable project;
- [naam 1] hem daarvoor op de barbecue persoonlijk bedankte en zei dat hij blij was met de manier waarop [eiser] een en ander had uitgevoerd.
17. Uit de tweede schriftelijke verklaring van [naam 2] van 25 januari 2019 volgt, kort gezegd, dat:
- tijdens de barbecue in het gesprek met [naam 1] Emporos ter sprake is gekomen;
- [naam 1] en [naam vader] tijdens die barbecue tegen hem hebben gezegd dat zij wisten dat [eiser] een belang had in Emporos en dat Emporos heel waardevol was voor OTS;
- [naam 1] in dat gesprek [eiser] prees voor zijn onderhandelingen met alle partijen en ervoor gezorgd heeft dat het project succesvol was.
18. Uit de door OTS overgelegde schriftelijke verklaring van [naam 12] van 8 februari 2019 volgt, kort gezegd, dat:
- hij vanaf december 2012 werkzaam is bij OTS;
- hij niet wist dat [eiser] enig aandeelhouder en dus eigenaar was van Emporos;
- hij zich geen e-mailcorrespondentie kan herinneren met betrekking tot Emporos anders dan met betrekking tot betaling van facturen;
- [eiser] in mei/juni 2017 hem heeft gevraagd mee te komen naar de vergaderruimte alwaar [eiser] hem alles heeft uitgelegd en heeft medegedeeld dat hij volledig zou gaan meewerken aan het onderzoek.
19. Uit de door OTS overgelegde schriftelijke verklaring van [naam 9] van 11 februari 2019 volgt, kort gezegd, dat:
- zij bedrijfsjurist is bij OTS vanaf 1 december 2015;
- zij voor het eerst van Emporos heeft gehoord in mei/juni 2017;
- het management verplicht is om transacties met related parties openbaar te maken in haar jaarverslag.
20. De bewijslevering wordt als volgt gewogen. De verklaring van [naam 1] draagt niet bij aan het bewijs. Hij betwist meerdere keren onder ede dat hij vóór juni 2017 wist dat [eiser] middellijk aandeelhouder was dan wel anderszins betrokkenheid had bij Emporos. Hoewel [eiser] heeft getracht aan te tonen dat [naam 1] niet waarachtig heeft verklaard, onder meer door foto’s over te leggen van de zeiltocht in Monaco met [naam 7] waaruit volgt dat zij wel degelijk naar Monaco zijn geweest om te zeilen, komt de verklaring van [naam 1] desondanks consistent en waarheidsgetrouw voor.
21. De verklaring van [naam 7] draagt, hoewel onder ede afgelegd, evenmin veel bij aan het bewijs, nu zij geen onafhankelijke getuige is. Zij is immers jarenlang de metgezel geweest van [eiser] , heeft de administratie gedaan voor Emporos en is nog steeds bevriend met [eiser] . Verder heeft zij enkel verklaard dat zij dacht dat [naam 1] het wist, maar kan zij niet concreet aangeven wanneer dit dan met hem is besproken of wanneer dat precies of op welke manier dat aan hem is verteld. De e-mailberichtenketting kan ook geen gewicht in schaal leggen, nu alleen het laatste bericht van 24 december 2014 in de cc is gericht aan [naam 12] . Weliswaar is het bericht daarvoor van 23 december 2014 door [naam 7] met vermelding van haar voor- en achternaam en Emporos Offshore verzonden naar [naam 12] , maar op grond daarvan kan niet worden vastgesteld dat [naam 12] daaruit had moeten opmaken dat [eiser] aandeelhouder was van Emporos. Dit geldt te meer nu uit de schriftelijke verklaring van [naam 12] volgt dat dit hem is ontgaan.
22. Ook de schriftelijke verklaringen van de broer en de nicht van [eiser] kunnen niet veel bijdragen. Zij zijn niet alleen als familieleden niet onafhankelijk, ook zijn de verklaringen niet onder ede afgelegd. Bovendien heeft [naam 11] überhaupt niet verklaard dat zij van [naam 1] heeft gehoord dat hij wist dat [eiser] aandeelhouder was van Emporos en heeft [naam broer] wel verklaard dat hij heeft gehoord dat [naam 1] blij was dat [eiser] zijn bedrijfje beschikbaar stelde, maar niet concreet dat dit duidelijk aan [naam 1] is verteld en wanneer dat was en op welke manier.
23. Tot slot geldt dat ook de verklaringen van [naam 2] niet overtuigend kunnen bijdragen aan het bewijs. Uit zijn eerste schriftelijke verklaring blijkt niet dat [naam 1] wist van de betrokkenheid van [eiser] bij Emporos. Uit zijn tweede aanvullende verklaring, afgelegd na de getuigenverklaringen onder ede van [naam 1] en [naam 7] , blijkt wel dat [naam 1] het, volgens hem, wist, maar [naam 2] heeft daarin niet uiteengezet hoe [naam 1] dit wist, enkel dat hij dit zou hebben gezegd tijdens de barbecue. Bovendien is ook [naam 2] niet onder ede gehoord.
24. Eén en ander overtuigt niet tegenover de onder ede afgelegde verklaring van [naam 1] , die op dat moment niet meer in dienst was van OTS, en de schriftelijke verklaringen van [naam 12] en [naam 9] . Daarbij geldt, zoals [naam 9] ook heeft verklaard, dat als [naam 1] van de betrokkenheid van [eiser] had geweten, het voor de hand had gelegen dat daarvan melding was gemaakt in het jaarverslag, hetgeen niet is gebeurd.
25. Conclusie van het bovenstaande is dan ook dat [eiser] niet is geslaagd in zijn bewijsopdracht, zodat niet kan worden vastgesteld dat OTS vóór juni 2017 wist dat [eiser] aandeelhouder was van Emporos noch dat hij betrokkenheid had bij Emporos.
26. Aan de orde is dan ook de vraag of [eiser] de gevorderde boetes is verschuldigd.
27. Vaststaat dat [eiser] vanaf de oprichting op 10 maart 2014 middellijk aandeelhouder was van Emporos. Uit het door [eiser] overgelegde e-mailbericht van 3 februari 2016 van [naam 13] van het Asia Management House in Singapore [de Kamer van Koophandel aldaar, ktr] volgt verder dat [eiser] vanaf 10 maart 2014 tot en met 30 juni 2014 en opnieuw vanaf 23 oktober 2014 daarnaast was ingeschreven als (mede)directeur van Emporos.
28. Verder staat vast dat in de arbeidsovereenkomst een boete is gesteld op overtreding van het nevenactiviteitenverbod en van het gebod tot geheimhouding. [eiser] heeft niet betwist dat hij de e-mailberichten vermeld onder 1.27 heeft verstuurd. Hij voert echter aan dat [naam 1] hiervan op de hoogte was, dan wel dat het normale praktijk was om dergelijke berichten door te sturen dan wel dat deze berichten niet concurrerend zijn geweest/nadelig voor OTS. Hiertegenover heeft OTS echter voldoende gemotiveerd uiteengezet dat zij hiervan niet op de hoogte was en dat de doorgestuurde informatie concurrentiegevoelig voor haar was en dat het ging om bedrijfsgevoelige informatie die [eiser] uit hoofde van zijn functie bij OTS toegestuurd had gekregen. Bovendien heeft OTS voldoende gestaafd, vooral met het rapport van Hermes, dat [eiser] deze informatie in de periode 2014 tot en met 2016 heeft gebruikt om klandizie voor Emporos te winnen, onder meer met behulp van [naam 5] en [naam 2] . [eiser] betwist immers niet dat Emporos in 2014 het in het rapport van Hermes vermelde langdurige contract met Subtech voor bemiddeling heeft gesloten, noch dat [naam 5] en [naam 2] enige tijd ingeschreven hebben gestaan als directeur van Emporos, dan wel werkzaam waren voor Subtech. Dat de doorgespeelde informatie niet concurrentie-gevoelig was, heeft [eiser] dan ook onvoldoende toegelicht. OTS heeft onbetwist gesteld dat Subtech een concurrent van haar is, dus iedere informatie van OTS die aan haar wordt doorgespeeld, ook als OTS zelf de werkzaamheden niet kan verrichten, is in beginsel concurrentiegevoelig. Dit geldt te meer nu uit het rapport van Hermes volgt dat [eiser] deze informatie ten behoeve van zijn eigen vennootschap Emporos heeft doorgestuurd. Nu [eiser] verder niet heeft toegelicht dat hij wel met OTS heeft gedeeld dat hij deze informatie heeft doorgespeeld aan derden, wordt dan ook geconcludeerd dat de contractuele boete van € 4.500,00 ten aanzien van de 18 hiervoor onder 1.27 genoemde e-mailberichten steeds is verbeurd.
29. Ook de gevorderde boete ten aanzien van het nevenactiviteitenbeding is verbeurd. Niet alleen is onbetwist gebleven dat [eiser] vanaf 10 maart 2014 middellijk aandeel-houder was van Emporos en zeggenschap had over Emporos, maar ook moet op grond van het bovenstaande worden geconcludeerd dat [eiser] vanaf 2014 met “twee petten op” heeft gewerkt. Met de vertrouwelijke informatie die [eiser] kreeg als werknemer van OTS, heeft hij actief zijn eigen onderneming Emporos gevoed en heeft hij OTS beconcurreerd. Dit geldt te meer nu hij namens Emporos in stilte een bemiddelingsovereenkomst heeft gesloten met de directe concurrent van OTS, Subtech. Dat dit rendabel was blijkt wel uit het e-mailbericht van 3 juni 2015 (zie 1.28).
30. [eiser] voert nog wel aan dat hij niet dagelijks heeft gewerkt voor Emporos, maar uit zijn directeurschap, zijn middellijk aandeelhouderschap en de langdurige overeenkomst met Subtech wordt geconcludeerd dat hij voortdurend zijn nevenactiviteitenverbod heeft overtreden.
31. Slotsom van het bovenstaande is dan ook dat de boete zoals gevorderd toewijsbaar is, te weten € 710.100,00. [eiser] heeft wel een beroep op matiging gedaan, maar niet is gebleken dat de billijkheid matiging klaarblijkelijk eist. [eiser] heeft niet aangevoerd dat toepassing van het boetebeding tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, noch daartoe inzicht gegeven in zijn financiële positie.
32. Ook de kosten voor het onderzoek van Hermes zijn toewijsbaar. OTS heeft de facturen van Hermes overgelegd, zodat vastgesteld kan worden dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. De opdracht voor het onderzoek is pas gegeven nadat meerdere keren aan [eiser] was verzocht openheid van zaken te geven, hetgeen hij weigerde. Verder heeft het rapport met name betrekking op Emporos en Bovando.
33. [eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie met de proceskosten aan de zijde van OTS belast.
34. OTS betwist dat zij de bonus en uitkering van de phantom shares is verschuldigd, omdat deze zijn toegezegd door haar moeder Ocean Shipping ASA. Subsidiair voert zij aan dat sprake is van dwaling.
35. Wat er ook zij van het eerste verweer, het beroep op dwaling slaagt in ieder geval. OTS heeft voldoende aangevoerd om te kunnen concluderen dat de beslissing van 30 september 2014 om [eiser] phantom shares uit te keren (zie 1.6) en de beslissing van 5 juli 2016 om hem een bonus toe te kennen over 2015/2016, niet zouden zijn genomen als OTS op dat moment had geweten van de betrokkenheid van [eiser] bij Emporos en de met Subtech gesloten bemiddelingsovereenkomst. Deze beslissingen zijn dan ook terecht door OTS vernietigd, zodat de vorderingen ten aanzien van de phantom shares en de bonus niet toewijsbaar zijn.
36. De gevorderde onkostenvergoedingen ten bedrage van in totaal € 3.183,96 zijn niet door OTS betwist. OTS doet echter een beroep op verrekening van deze vorderingen met haar reconventionele vordering. Dit beroep slaagt. De toewijsbare vordering in reconventie zal dan ook met het gevorderde bedrag aan onkostenvergoeding worden verminderd.
37. Conclusie van het voorgaande is dat de gehele vordering in conventie zal worden afgewezen.
38. [eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.