In deze zaak vorderde Airhelp Limited, een vennootschap naar buitenlands recht, compensatie van Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM) wegens vertraging van een vlucht op 18 mei 2017. De passagiers hadden een reis geboekt van Lissabon naar Amsterdam en vervolgens naar Sao Paulo, maar door een vertraging van 1 uur en 24 minuten bij de vlucht van Lissabon naar Amsterdam misten zij hun aansluitende vlucht naar Sao Paulo. Airhelp vorderde compensatie op basis van Verordening (EG) 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen. KLM weigerde echter te betalen, stellende dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die de vertraging veroorzaakten.
De kantonrechter beoordeelde de argumenten van beide partijen. KLM voerde aan dat een storing in het software systeem op Schiphol, dat de brandstoftoevoer regelt, de oorzaak was van de vertraging. Airhelp betwistte dit en stelde dat de vertraging het gevolg was van een technische storing die inherent is aan de normale uitoefening van de luchtvaart. De rechter oordeelde dat KLM voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, en dat de luchtvaartmaatschappij niet verplicht was om compensatie te betalen. De vordering van Airhelp werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om aan te tonen dat vertragingen niet inherent zijn aan hun normale bedrijfsvoering om zich te kunnen beroepen op buitengewone omstandigheden. De rechter concludeerde dat KLM alle redelijke maatregelen had getroffen en dat de omstandigheden die tot de vertraging leidden, niet onder hun controle lagen.