ECLI:NL:RBAMS:2019:7301

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 september 2019
Publicatiedatum
3 oktober 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4502
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende omgevingsvergunning voor werkzaamheden in Deelgebied I

Op 13 september 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen [bedrijf 1] en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, met als derde partij de Gemeenschappelijke Exploitatie Maatschappij Lutkemeer Beheer B.V. en C.V. Het verzoek van [bedrijf 1] om een voorlopige voorziening te treffen, dat strekt tot staking van de werkzaamheden die zijn verleend aan GEM Lutkemeer, is niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend namens [bedrijf 1], maar dat er geen bezwaarschrift is ingediend tegen het bestreden besluit van 29 mei 2019, waarin een omgevingsvergunning werd verleend voor het uitvoeren van werkzaamheden in Deelgebied I. Dit betekent dat er geen connexiteit is met een bezwaarprocedure, wat een voorwaarde is voor het treffen van een voorlopige voorziening volgens artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. De voorzieningenrechter heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, in aanwezigheid van griffier R.E. Toonen, en is op dezelfde dag aan de partijen verzonden. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/4502

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

13 september 2019 in de zaak tussen

[bedrijf 1] , te Amsterdam, verzoekster, verder [bedrijf 1]

(gemachtigde: J. Monster),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. drs. M.M. Jorritsma).
Derde partij:
de Gemeenschappelijke Exploitatie Maatschappij Lutkemeer Beheer B.V. en C.V, vergunninghouder, verder GEM Lutkemeer,
(gemachtigde mr. A.M.M. Ferwerda)

Procesverloop

Bij besluit van 29 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend aan GEM Lutkemeer voor het uitvoeren van werkzaamheden in Deelgebied I van het aanstaande [gebied] . De werkzaamheden bestaan uit het graven en dempen in de grond over een oppervlakte van 15.000m2 en een diepte van 1,25 meter van Deelgebied I.
[bedrijf 1] heeft in verband hiermee de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die strekt tot staking van de werkzaamheden .
Op 27 augustus 2019 heeft de rechtbank [bedrijf 1] om nadere informatie verzocht. Daarop heet [bedrijf 1] schriftelijk gereageerd op 2 september 2019.
Op 4 september 2019 heeft verweerder nog een schriftelijke reactie ingediend waarin onder andere de ontvankelijkheid van [bedrijf 1] is betwist.
Op 11 september 2019 heeft GEM Lutkemeer nog een reactie ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2019. [bedrijf 1] en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun voornoemde gemachtigden. Ook is verschenen [de persoon 1] . GEM Lutkemeer heeft zich eveneens laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Aan de kant van GEM Lutkemeer zijn nog verschenen [de personen] .
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat het verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend “namens [bedrijf 1] , waaronder [de persoon 1] en [de persoon 2] .” Het bezwaarschrift is ingediend namens “ [bedrijf 2] ”. In het bezwaarschrift staat niet dat het bezwaar mede namens [bedrijf 1] is ingediend.
3. Op grond van het in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde connexiteitsvereiste geldt als voorwaarde voor het kunnen treffen van een voorlopige voorziening dat een bodemprocedure - hetzij in de bezwaarfase, dan wel in de beroepsfase - aanhangig is. Omdat [bedrijf 1] geen bezwaarschrift heeft ingediend tegen het bestreden besluit (en evenmin namens [de persoon 2] op persoonlijke titel een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend) is het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van connexiteit met een bezwaarprocedure.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier, op 13 september 2019.
griffier
is verhinderd deze uitspraak te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.