ECLI:NL:RBAMS:2019:7268

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2019
Publicatiedatum
2 oktober 2019
Zaaknummer
13/674017-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzetheling van een gestolen Range Rover

Op 2 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van opzetheling. De zaak betreft een gestolen Range Rover Evoque, die op 10 november 2016 te Loenen aan de Vecht werd weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, de auto voorhanden heeft gehad. Tijdens de zitting op 18 september 2019 heeft de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, gerekwireerd tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat het primair tenlastegelegde niet bewezen kon worden, maar dat het subsidiair tenlastegelegde wel bewezen was. De verdachte had samen met medeverdachten de gestolen auto in bezit en had moeten weten dat het om een door misdrijf verkregen goed ging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, met vervangende hechtenis van 25 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak, aangezien het vonnis bijna 11 maanden na de aanhouding van de verdachte werd uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/674017-17
Datum uitspraak: 2 oktober 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.M.G. Sussenbach, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 november 2016 te Loenen aan de Vecht, gemeente Stichtse Vecht, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen: een (personen)auto (merk Range Rover Evoque, gekentekend [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf BV] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen voornoemde (personen)auto onder zijn/hun bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking
Subsidiair
hij op of omstreeks 10 november 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (merk Range Rover Evoque, gekentekend [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde (heling). De primair tenlastegelegde diefstal acht zij niet bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft algehele vrijspraak bepleit. Verdachte had geen beschikkingsmacht over de Range Rover. Hij wist niet dat de Range Rover van diefstal afkomstig was en had dat ook niet redelijkerwijs moeten vermoeden. Hij heeft geen schade waargenomen en heeft niets opvallends aan de kentekenplaten gezien.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde niet bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Gezien de standpunten van de officier van justitie en de raadsman behoeft dit oordeel geen verdere motivering.
3.3.2.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
Voorhanden hebben
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de gestolen Range Rover voorhanden heeft gehad, nu hij, samen met medeverdachte [medeverdachte 1] , met een jerrycan benzine in de Range Rover heeft gegoten. De Hoge Raad heeft op 21 maart 2000
(ECLI:NL:PHR:2000:ZD1754) een ruime uitleg gegeven aan de woorden “voorhanden hebben”. Ieder feitelijk voorhanden hebben, met welk doel of krachtens welke titel dan ook, valt er onder, dus ook het gebruik van een van misdrijf afkomstig voorwerp, in dit geval de Range Rover.
Opzetheling
Verdachte heeft zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Ter terechtzitting heeft hij wel een verklaring afgelegd. Kortgezegd heeft verdachte verklaard dat hij die dag vanuit IJburg met de auto vertrok. Hij was van plan om eerst in de Bijlmer een broodje te halen en vervolgens in Noord te trainen. Bij de bushalte van de Open Schoolgemeenschap Bijlmer kwam hij medeverdachte [medeverdachte 1] tegen. [medeverdachte 1] had onder andere een jerrycan met benzine bij zich en wilde bij een parkeergarage afgezet worden. Verdachte is twee keer met hem in de parkeergarage geweest, de eerste keer omdat hij [medeverdachte 1] moest helpen de jerrycan te dragen en de tweede keer omdat [medeverdachte 1] zijn trechter vergeten was. Hij heeft niet doorgehad dat hij in gezelschap van twee andere auto’s is weggereden.
De rechtbank constateert dat verdachtes verklaring op een aantal punten niet overeenkomt met de bevindingen van de politie. Gezien wordt dat verdachte een jerrycan uit zijn kofferbak haalt en die aan [medeverdachte 1] geeft. Zelf heeft hij een plastic tas vast en samen gaan zij de garage in. Wanneer zij een kwartier later uit de garage komen, hebben zij de jerrycan en een tasje met een rechthoekig voorwerp bij zich. Uit het tasje steekt een gedeelte van een kentekenplaat. Drie mannen stappen verdachtes auto in. Onbekend is welke van de eerder genoemde mannen dit zijn. Weer een kwartier later lopen verdachte en [medeverdachte 1] de garage weer in. Een Volkswagen Polo komt aan rijden en medeverdachte [medeverdachte 2] maakt daar contact mee. De auto van verdachte wordt door een ander dan verdachte – die op dat moment immers in de garage is – verplaatst naar dezelfde locatie als de Volkswagen Polo. Nadat verdachte en [medeverdachte 1] de garage weer uit zijn gekomen gaat alleen [medeverdachte 1] terug de garage in. Een minuut later wordt de gestolen Range Rover de garage uitgereden. De Range Rover is voorzien van kentekenplaten die met tie-wraps zijn vastgemaakt en het raam van een van de voorste portieren is vervangen door een plastic noodraam. De Range Rover rijdt dezelfde parkeerplaats op waar ook de Volkswagen Polo en de auto van verdachte geparkeerd staan. Direct daarop rijden alle drie de voertuigen de parkeerplaats af in de richting van Delflandplein. Verdachtes auto rijdt voorop, gevolgd door de Volkswagen Polo en achteraan de Range Rover.
Gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang beschouwd moet verdachte hebben geweten dat het om een gestolen auto ging. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte in de garage samen met medeverdachte [medeverdachte 1] de kentekenplaten heeft verwisseld en de benzinetank heeft gevuld door middel van jerrycan en een trechter. Ondertussen heeft iemand anders dan verdachte de auto van verdachte op een plek dichter bij de garage geparkeerd en zijn alle auto’s vervolgens achter elkaar aan weggereden. Uit dit handelen van verdachte en zijn medeverdachten blijkt van een gezamenlijk plan en de onderlinge taakverdeling. Verdachtes aandeel in de uitvoering moeten worden aangemerkt als een nauwe en bewuste samenwerking.
Conclusie
De rechtbank acht het medeplegen van opzetheling bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 10 november 2016 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen een personenauto, merk Range Rover Evoque, gekentekend [kenteken] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de afgifte van een Verklaring Omtrent Gedrag (hierna: VOG). Een taakstraf van 40 uren of meer kan volgens hem consequenties hebben.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan opzetheling van een dure personenauto. Door opzetheling wordt het plegen van andere vermogensdelicten zoals diefstal bevorderd.
Schending redelijke termijn
Iedere verdachte heeft recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt geldt dat een strafzaak bij de rechtbank dient te zijn afgerond met een vonnis binnen 2 jaar nadat die redelijke termijn is aangevangen. Verdachte is op 10 november 2016 in verzekering gesteld. Dit vonnis is gewezen op 2 oktober 2019, iets minder dan 11 maanden buiten de gestelde termijn. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die deze overschrijding rechtvaardigen. De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Verklaring omtrent Gedrag
De rechtbank ziet geen aanleiding om rekening te houden met de mogelijke gevolgen van de onderhavige veroordeling voor een toekomstige aanvraag om een VOG door verdachte. Tegen de afwijzing van een aanvraag VOG staat een bestuursrechtelijke procedure open, inclusief beroep bij de bestuursrechter van de rechtbank en een mogelijkheid tot het instellen van hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien te zijner tijd geweigerd wordt een VOG af te geven aan verdachte, dan staat het verdachte vrij een afschrift van dit vonnis in te brengen in de bestuursrechtelijke procedure om het mogelijk te maken voor de aangewezen instanties om de strafrechtelijke overwegingen in dit vonnis mee te wegen.
De rechtbank acht, alles afwegende, in beginsel een taakstraf voor de duur van 60 uren passend en geboden. De rechtbank zal deze gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn matigen tot een taakstraf voor de duur van 50 uren.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzetheling.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 50 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 25 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,
mrs. K.A. Brunner en B.M. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. van der Hooft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 oktober 2019.