Op 3 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige man, die op 10 oktober 2018 in Amsterdam cameraonderdelen ter waarde van ongeveer 20.000 euro had geheeld. Daarnaast had hij ook harddrugs in zijn bezit, waaronder 3,74 gram heroïne en 6 bolletjes cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig had gemaakt aan schuldheling, omdat hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de cameraonderdelen gestolen waren. De verdachte werd vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal, omdat niet bewezen kon worden dat hij de goederen op 9 oktober had weggenomen. De rechtbank achtte het wel bewezen dat hij de cameraonderdelen op 10 oktober voorhanden had, en dat hij opzettelijk harddrugs aanwezig had.
De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf van 120 uur opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 60 dagen als hij de taakstraf niet naar behoren verricht. De officier van justitie had een hogere taakstraf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn kwetsbaarheid. De rechtbank besloot niet om het jeugdstrafrecht toe te passen, omdat er onvoldoende indicaties waren voor de toepassing daarvan. De verdachte had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, en de rechtbank vond het belangrijk om de ernst van de feiten en de maatschappelijke overlast die deze veroorzaken in aanmerking te nemen.