Op 12 september 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belastingfraude. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van valsheid in geschrift en het onjuist doen van aangiften omzetbelasting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 6 juni 2012 tot en met 27 december 2016, samen met anderen valse facturen heeft opgemaakt die ten onrechte aan bedrijven zijn gepresenteerd, terwijl de werkzaamheden in werkelijkheid voor zijn privéwoning waren verricht. Dit leidde tot onjuiste aangiften bij de Belastingdienst, waardoor te weinig belasting werd geheven.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld door vervalste facturen in te dienen ter ondersteuning van de ingediende aangiften omzetbelasting. Dit heeft geleid tot een benadelingsbedrag van meer dan € 76.000,-. De rechtbank hield rekening met het feit dat de verdachte na tussenkomst van de FIOD de Belastingdienst heeft terugbetaald en dat hij niet eerder was veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de verantwoordelijkheden van een ondernemer niet serieus heeft genomen en de integriteit van het financiële verkeer heeft geschonden.
De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, en heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor de bewezen feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf had geëist, maar de rechtbank besloot tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.