ECLI:NL:RBAMS:2019:7216

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
RK 19/3810
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaarschrift tegen toepassing vervangende hechtenis na niet-nakoming taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 augustus 2019 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de beslissing van het Openbaar Ministerie om vervangende hechtenis toe te passen. De veroordeelde had eerder een taakstraf van 90 uren opgelegd gekregen, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van 45 dagen zou worden toegepast. De politierechter heeft vastgesteld dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft uitgevoerd en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die het toepassen van de vervangende hechtenis onbillijk zouden maken.

De politierechter heeft de stukken in de zaak bestudeerd, waaronder het vonnis van 23 oktober 2018 en een rapport van Reclassering Nederland. Tijdens de openbare zitting op 1 augustus 2019 is de officier van justitie gehoord, die het verzoek om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren steunde. De raadsman van de veroordeelde heeft betoogd dat de veroordeelde recentelijk positieve veranderingen in zijn leven heeft doorgemaakt en dat hij de kans moet krijgen om de taakstraf alsnog uit te voeren.

De politierechter heeft echter geoordeeld dat de veroordeelde niet in staat was om de argumenten van de raadsman te onderbouwen en dat de vervangende hechtenis terecht werd toegepast. De beslissing houdt in dat de vervangende hechtenis kan worden toegepast, maar dat deze verminderd kan worden met een dag voor elke twee uren van de taakstraf die de veroordeelde wel heeft verricht. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Degenaar, in aanwezigheid van griffier mr. M.H. Ettema.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/706190-19
RK: 19/3810
Beslissing op het bezwaarschrift ex artikel 22g, derde lid van het Wetboek van Strafrecht van:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. E. Stam, [adres] , [plaats] ,
hierna te noemen: de veroordeelde.

Procesgang

De politierechter in deze rechtbank heeft bij vonnis van 23 oktober 2018 de veroordeelde een taakstraf van 90 uren opgelegd en bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 45 dagen zal worden toegepast. Het vonnis is onherroepelijk.
Het Openbaar Ministerie heeft op 7 juni 2019 beslist dat de vervangende hechtenis wordt toegepast en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven. De kennisgeving van deze beslissing is op 20 juni 2019 aan de veroordeelde betekend.
Het bezwaarschrift is op 28 juni 2019 op de griffie van deze rechtbank ingediend.

Inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift richt zich tegen de kennisgeving door het Openbaar Ministerie en strekt ertoe dat de politierechter de beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis wijzigt en de veroordeelde in de gelegenheid stelt (het restant van) zijn taakstraf alsnog te verrichten.

Beoordeling

De politierechter heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het hiervoor genoemde vonnis;
  • het rapport van Reclassering Nederland, ressort Amsterdam, van 29 mei 2019, waarin het Openbaar Ministerie wordt geadviseerd de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen;
  • de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis;
  • het bezwaarschrift van de veroordeelde.
De politierechter heeft op de openbare terechtzitting van 1 augustus 2019 de officier van justitie en de gemachtigd raadsman van veroordeelde gehoord.
De politierechter heeft geconstateerd dat de veroordeelde – hoewel op juiste wijze opgeroepen – niet is verschenen.
De raadsman van veroordeelde heeft kort samengevat het volgende aangevoerd.
Veroordeelde erkent dat hij ten onrechte de werkstraf niet (volledig) heeft uitgevoerd. De laatste tijd gaat het echter beter met hem. Hij heeft het contact met zijn dochter opgepakt en is op zoek naar werk. Wanneer hij nu de taakstraf uit moet zitten, wordt gevreesd dat hij weer criminaliseert en de verkeerde kant op gaat. Verzocht wordt dan ook hem de kans te geven de werkstraf alsnog uit te voeren.
De officier van justitie heeft gevorderd het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.
Veroordeelde heeft veel kansen gehad, zonder dat dit tot enig noemenswaardig resultaat heeft geleid. Voor een herkansing komt hij dan ook niet meer in aanmerking.
De politierechter heeft geconstateerd dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend.
De politierechter overweegt het volgende. Artikel 22g, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht houdt in dat als de tot een taakstraf veroordeelde niet begint met de taakstraf, geen medewerking verleent aan het vaststellen van zijn identiteit of het Openbaar Ministerie van oordeel is dat de veroordeelde de opgelegde taakstraf niet naar behoren verricht of heeft verricht, vervangende hechtenis
wordttoegepast, tenzij dit wegens uitzonderlijke omstandigheden die zich na het opleggen van de taakstraf hebben voorgedaan, zou leiden tot een onbillijkheid van zwaarwegende aard.
De politierechter is van oordeel op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter zitting dat de veroordeelde de opgelegde taakstraf niet naar behoren heeft verricht en dat zich geen uitzonderlijke omstandigheden hebben voorgedaan die maken dat het toepassen van de vervangende hechtenis leidt tot een onbillijkheid van zwaarwegende aard.
De politierechter is van oordeel dat de veroordeelde (bij monde van zijn raadsman) het gestelde in het rapport van de reclassering geenszins heeft kunnen ontkrachten. De politierechter ziet daarom geen aanleiding het bezwaarschrift gegrond te verklaren.
Het bezwaarschrift dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
De politierechter houdt daarbij rekening met de 5 uren taakstraf, die veroordeelde wel (naar behoren) heeft verricht.

BESLISSING

De politierechter verklaart het bezwaarschrift
ongegrond, zodat de vervangende hechtenis kan worden toegepast, met dien verstande dat voor iedere twee uren die van de te verrichten taakstraf zijn voldaan (5), de vervangende hechtenis naar evenredigheid wordt verminderd met een dag.
Deze beslissing is gegeven door
mr. C.M. Degenaar, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.H. Ettema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 augustus 2019.