ECLI:NL:RBAMS:2019:7215
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Teruggave rijbewijs na invordering op grond van alcoholgebruik
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 augustus 2019 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van klager, die zijn rijbewijs had verloren door een overtreding van de alcoholnorm. Klager, een zzp-er werkzaam als taxichauffeur, had zijn rijbewijs dringend nodig voor zijn werk, waarin hij ouderen en minder validen vervoert. Het klaagschrift werd op 9 juli 2019 ingediend en de rechtbank heeft klager, zijn raadsman en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.
De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen de teruggave van het rijbewijs, waarbij hij het belang van klager om te kunnen werken en inkomen te genereren zwaarder liet wegen dan het algemeen belang. Klager was op 8 juli 2019 aangehouden na een ademonderzoek, waaruit bleek dat hij 650 µg/l alcohol in zijn uitgeademde lucht had. Het rijbewijs was op dat moment ingevorderd en de officier van justitie had besloten dat het rijbewijs tot 5 november 2019 ingehouden zou worden.
De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, maar dat de persoonlijke omstandigheden van klager, in combinatie met de duur van de invordering, aanleiding gaven om het beklag gegrond te verklaren. De rechtbank gelastte de teruggave van het rijbewijs aan klager, met de overweging dat het mogelijk is dat klager een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zal krijgen, maar dat dit niet langer zou duren dan de periode waarin het rijbewijs al was ingevorderd. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter C.M. Degenaar, in aanwezigheid van griffier M.H. Ettema.