ECLI:NL:RBAMS:2019:7210

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2019
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
7730724 CV EXPL 19-9723
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in huurzaak met schadevergoeding en ontruiming

In deze zaak heeft een stel dat een woning huurt, met succes verzet aangetekend tegen een verstekvonnis waarin zij waren veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en ontruiming van de woning. De kantonrechter heeft op 3 oktober 2019 geoordeeld dat er geen huurachterstand meer bestaat en dat de huurders in de woning mogen blijven. De procedure begon met een oorspronkelijke dagvaarding op 11 december 2018, gevolgd door een verstekvonnis op 21 januari 2019, waarin een huurachterstand van € 1.500,00 werd toegewezen, evenals de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming. De huurders hebben echter betoogd dat zij drie maanden huur vooruit hadden betaald aan de vorige eigenaar, wat door de verhuurder werd betwist. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurders geen huurachterstand meer hebben en dat de primaire grond voor de ontbinding en ontruiming is komen te vervallen. De subsidiaire vordering van de verhuurder om de huurovereenkomst te beëindigen werd eveneens afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de verhuurder misbruik van recht heeft gemaakt door de ontruiming te initiëren, terwijl er al een executiegeschil was aangekondigd. De huurders hebben recht op schadevergoeding voor de kosten die zij hebben gemaakt in verband met de ontruiming. De kantonrechter heeft de vorderingen van de huurders in reconventie toegewezen tot een bedrag van € 1.725,63, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7730724 CV EXPL 19-9723
vonnis van: 3 oktober 2019
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]

beiden wonende te [woonplaats]
opposanten in conventie, eisers in reconventie
nader te noemen: [eiser 1] , [eiser 2] en - gezamenlijk - [eiser 1] c.s.
gemachtigde: mr. F.J. Schoute
t e g e n
[verweerder]
wonende te [woonplaats]
geopposeerde in conventie, verweerder in reconventie
nader te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. J.S. Knot.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
  • oorspronkelijke dagvaarding van 11 december 2018 met producties;
  • verstekvonnis van 21 januari 2019, CV EXPL 18-28855;
  • dagvaarding in verzet van 16 april 2019, met producties, tevens eis in reconventie;
  • akte overlegging producties, tevens vermeerdering van eis in reconventie;
  • instructievonnis;
  • dagbepaling comparitie.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2019. [eiser 1] en [eiser 2] zijn verschenen, vergezeld door de gemachtigde. [verweerder] is verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Beide partijen hebben op voorhand aanvullende producties overgelegd en op zitting hun eis vermeerderd. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[eiser 1] huurt sinds augustus 1982 de woning aan het adres [adres] vierde verdieping te [plaats] (hierna het gehuurde), dat sinds april 2019 bij de gemeente bekend is als [adres 1] te [plaats] . [eiser 1] en [eiser 2] wonen daar sinds 2008 samen.
1.2.
[eiser 1] huurt het gehuurde van (de rechtsvoorganger van) [verweerder] . De huur bedraagt per 1 april 2014 € 250,00 per maand en is bij vooruitbetaling verschuldigd. [verweerder] is per 20 juni 2018 eigenaar van het gehuurde. [eiser 1] is hiervan op de hoogte gesteld.
1.3.
[eiser 1] heeft een achterstand laten ontstaan in de huurbetalingen aan [verweerder] .
1.4.
Bij verstekvonnis van 21 januari 2019 van deze rechtbank is een bedrag van € 1.500,00 aan huurachterstand toegewezen, alsmede de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Voorts zijn de buitengerechtelijke kosten en proceskosten toegewezen.
1.5.
Het verstekvonnis en de aanzegging tot ontruiming zijn niet in persoon aan [eiser 1] c.s. betekend.
1.6.
Op 3 april 2019 heeft deurwaarder [naam deurwaarder 1] (hierna ook: de eerste deurwaarder) een begin gemaakt met de ontruiming van het gehuurde. Ter voorkoming van ontruiming heeft [eiser 1] deze deurwaarder een bedrag van € 2.250,00 betaald en zijn gemachtigde heeft aangekondigd een executiegeschil aanhangig te maken. Hierop heeft de deurwaarder de ontruiming niet doorgezet. Op 4 april 2019 heeft de gemachtigde van [eiser 1] c.s. aan deze deurwaarder en aan de advocaat van [verweerder] bericht dat het executiegeschil op 24 april 2019 om 14.30 uur zal plaatsvinden, waarna de deurwaarder heeft bericht dat [verweerder] de opdracht bij hem heeft weggehaald.
1.7.
Op 10 april 2019 heeft deurwaarder [naam deurwaarder 2] (hierna ook: de tweede deurwaarder) de ontruiming hervat. De gemachtigde van [eiser 1] c.s. heeft hiertegen bezwaar gemaakt en gewezen op het geplande executiekort-geding, waarna deze deurwaarder een renvooiprocedure aanhangig heeft gemaakt. Dezelfde dag is een zitting geweest. De rechter heeft de executie van het vonnis van 21 januari 2019 geschorst totdat is beslist in het aangekondigde executiekort-geding.
1.8.
[verweerder] heeft de eerste deurwaarder geïnstrueerd de betaalde huur terug te storten. De eerste deurwaarder heeft na aftrek van ontruimingskosten van € 1.480,50, op 11 april 2019 een bedrag van € 769,50 terugbetaald aan [eiser 1] c.s.
1.9.
De dagvaarding voor het executiekort-geding is op 12 april 2019 aan [verweerder] betekend.
1.10.
Op 15 april 2019 hebben [eiser 1] c.s. € 2.500,00 aan [verweerder] betaald.
1.11.
Bij vonnis in het executiekort-geding van 24 april 2019 is de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis van 21 januari 2019 geschorst, totdat ofwel uitvoerbaar bij voorraad is beslist in de hiertegen door [eiser 1] c.s. ingestelde verzetprocedure (de onderhavige procedure) ofwel het vonnis in de verzetprocedure in kracht van gewijsde is gegaan. [verweerder] is in hoger beroep gegaan van dit vonnis. Die procedure loopt nog.
1.12.
[verweerder] heeft [eiser 1] op 10 juli 2019 een aanbod gedaan voor een nieuwe huurovereenkomst met verhoging van de kale huurprijs in vijf jaar tijd naar € 1.500,00 per maand. [eiser 1] heeft dit aanbod niet aanvaard. [verweerder] heeft daarop de huurovereenkomst opgezegd, voor zover de bij verstekvonnis uitgesproken ontbinding geen stand zou houden.
Vorderingen en verweer van [eiser 1] c.s.
2. [eiser 1] c.s. vorderen, na vermeerdering van eis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
in conventie:a. het verzet tegen het verstekvonnis van 2 januari 2019 gegrond te verklaren;
in reconventie:b. [verweerder] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding aan [eiser 1] c.s. van € 3.195,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2019;
c. voor recht te verklaren dat [eiser 1] c.s. per 1 juli 2018 drie maanden huur vooruit hadden betaald;
d. [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [eiser 1] c.s. van € 1.710,08, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2019;
in conventie en in reconventie:[verweerder] te veroordelen in de kosten van dit geding, voor zover de kosten niet reeds zijn begrepen in de voor toewijzing in aanmerking komende schade als gevorderd onder b.
[eiser 1] c.s. stellen hiertoe, samengevat en zakelijk weergegeven, dat zij drie maanden huur vooruit hebben betaald aan de vorige eigenaar van het gehuurde. Toen het gehuurde door [verweerder] werd overgenomen, was er dus nog een buffer van drie maanden huur. [eiser 1] c.s. wisten pas in januari 2019 op welk rekeningnummer zij de huurpenningen moesten overmaken, waardoor een achterstand is ontstaan. Met de buffer van drie maanden, de betalingen aan de eerste deurwaarder en aan [verweerder] is er geen achterstand meer. In tegendeel, [eiser 1] c.s. hebben nog geld tegoed van [verweerder] . Dat vorderen ze in reconventie onder d.
[verweerder] heeft misbruik van recht gemaakt door een ontruimingsprocedure te starten en tweemaal tot executie van het verstekvonnis over te gaan, terwijl een executiegeschil al was aangekondigd en de datum van de mondelinge behandeling [verweerder] bekend was. [eiser 1] c.s. vorderen de hierdoor geleden schade (zie vordering onder b.).
Vorderingen en verweer van [verweerder]

3.In conventie[verweerder] heeft bij conclusie van antwoord zijn oorspronkelijke eis gewijzigd. Primair vordert hij betaling van de huurachterstand van € 1.500,00 alsmede de ontbinding en ontruiming van het gehuurde en buitengerechtelijke kosten van € 225,00. Subsidiair verzoekt [verweerder] het tijdstip vast te stellen waarop de huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde zal eindigen, met ontruiming van het gehuurde.

In conventie en in reconventie[verweerder] heeft erkend dat [eiser 1] zonder de buitengerechtelijke kosten, waaronder die van het verstekvonnis, inmiddels geen huurachterstand meer heeft. [verweerder] handhaaft evenwel de gevorderde ontbinding en ontruiming, gezien de lange tijd waarin wel een huurachterstand heeft bestaan, te weten van juli 2018 tot januari 2019. Ook is van belang dat [eiser 1] bij de vorige eigenaar een structurele huurachterstand had. Koop breekt geen huur, en ook geen huurachterstand.
Daarnaast heeft [verweerder] [eiser 1] een redelijk aanbod gedaan, dat hij niet heeft geaccepteerd. Ook gedraagt [eiser 1] zich niet als een goed huurder door ongefundeerde beschuldigingen te uiten. Daarom vordert [verweerder] nu beëindiging van de huurovereenkomst.
Van misbruik van recht is geen sprake. Het verstekvonnis was uitvoerbaar bij voorraad, dus [verweerder] mocht opdracht geven tot executie. Het aankondigen of aanhangig maken van een executiekort-geding heeft geen schorsende werking. Verder betwist [verweerder] de hoogte van de gevorderde schadevergoeding.
Beoordeling
In conventie
4. Partijen zijn het erover eens dat er geen huurachterstand meer bestaat. De oorspronkelijke vordering tot betaling van de huurachterstand wordt dan ook afgewezen. Dat [eiser 1] een structurele wanbetaler is, is niet komen vast te staan. De perikelen rond de betaling na de eigendomsoverdracht in de zomer van 2018 zijn daartoe onvoldoende, zeker deze achterstand inmiddels is ingelopen. Verder is van belang dat [eiser 1] nooit eerder bij vonnis is veroordeeld tot betaling, terwijl hij het gehuurde al 36 jaar huurt. Daarmee is de primaire grond voor de ontbinding en ontruiming weggevallen.
5. De subsidiaire vordering zal eveneens worden afgewezen. [eiser 1] was niet gehouden op het aanbod tot wijziging van de huurprijs in te gaan, omdat het om een niet geliberaliseerde huurprijs gaat. De door [verweerder] aangevoerde omstandigheden over scheefwonen en de financiële draagkracht van huurder en verhuurder zijn daarbij niet relevant.
6. Tot slot heeft [verweerder] gesteld dat [eiser 1] zich niet als een goed huurder heeft gedragen. Daar gaat de kantonrechter niet in mee. Het uiten van beschuldigingen in gerechtelijke procedures over het kwijtmaken van post, het onklaar maken van de deurbel etc., vormen geen tekortkomingen aan de kant van de huurder op grond waarvan de huurovereenkomst kan worden beëindigd.
In reconventie
7. Op grond van vaste rechtspraak is van misbruik van recht pas sprake als een partij zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007, LJN BA3516).
[verweerder] heeft [eiser 1] c.s. in januari 2019 gedagvaard. Dat is geen misbruik van recht, omdat [verweerder] al zes maanden geen huur van [eiser 1] had ontvangen. De discussie tussen partijen over de vraag of [eiser 1] wel of niet wist op welk rekeningnummer hij moest betalen, maakt dat niet anders.
Op grond van dat verstekvonnis mocht [verweerder] het gehuurde ontruimen. Tijdens de ontruiming op 3 april 2019 hebben [eiser 1] c.s. het verstekvonnis persoonlijk ontvangen. Zij hebben direct aan de eerste deurwaarder € 2.250,00 (negen maanden huur) betaald en aangekondigd een executiekort-geding aanhangig te maken. De met inachtneming van de verhinderdata van beide partijen geplande datum, 24 april 2019, is aan de advocaat van [verweerder] medegedeeld. Deze twee omstandigheden, die ná het verstekvonnis zijn voorgevallen, maken de onverwijlde tenuitvoerlegging van het verstekvonnis onaanvaardbaar. Door toch aan de tweede deurwaarder opdracht te geven om opnieuw tot ontruiming over te gaan, heeft [verweerder] misbruik van recht gemaakt, ook al was de dagvaarding voor het executiekort-geding op 10 april 2019 nog niet betekend.
8. De schade die [eiser 1] c.s. hierdoor hebben geleden, komt voor vergoeding in aanmerking. Deze schade bestaat uit de kosten voor de werkzaamheden van de gemachtigde van [eiser 1] c.s. op 10 en 11 april 2019, voor zover die nog niet zijn vergoed door de kostenveroordeling in de renvooiprocedure (€ 980,00). De gemachtigde heeft op 10 en 11 april 2019 volgens zijn specificatie in totaal € 1.225,13 (4,5 uur à € 225,00 plus btw) in rekening gebracht aan [eiser 1] . Verminderd met € 980,00 resteert nog € 245,13 dat zal worden toegewezen. Het meergevorderde onder b. zal worden afgewezen.
9. [eiser 1] c.s. stellen dat zij drie maanden huur vooruit hebben betaald aan de vorige eigenaar en willen dat dit in rechte wordt vastgesteld. Dat deel van de vordering is niet toewijsbaar, omdat [verweerder] gemotiveerd betwist dat dit is gebeurd, onder verwijzing naar een verklaring van de vorige eigenaar. etzelfde
10. Onder d. vorderen [eiser 1] c.s. het bedrag dat zij teveel aan de vorige eigenaar hebben betaald, het bedrag dat zij niet van de eerste deurwaarder hebben teruggekregen en andere deurwaarders kosten. Zoals hiervoor al is overwogen, staat niet vast dát [eiser 1] vooruit hebben betaald aan de vorige eigenaar, zodat dit deel van de vordering alleen al om deze reden niet kan worden toegewezen.
11. Ten aanzien van de betaling aan de eerste deurwaarder is het volgende van belang. [eiser 1] c.s. mochten ervan uitgaan dat de deurwaarder op dat moment optrad voor [verweerder] , zodat de betaling van € 2.250,00 geldt als een betaling aan [verweerder] . [verweerder] heeft daarna aan de eerste deurwaarder opdracht gegeven om het betaalde terug te storten en opnieuw betaling van de huurachterstand van [eiser 1] c.s. verlangd. Vervolgens hebben [eiser 1] c.s. € 2.500,00 direct aan [verweerder] overgemaakt. Het bedrag dat [eiser 1] c.s. aan de deurwaarder hadden betaald en níet hebben teruggekregen, te weten € 1.480,50, dient [verweerder] alsnog terug te betalen. Het feit dat [verweerder] de opdracht aan deze deurwaarder heeft ingetrokken, kan hij niet aan [eiser 1] c.s. tegenwerpen. Zij hadden immers aan de deurwaarder betaald op een moment dat zij ervan mochten uitgaan dat de deurwaarder bevoegd voor [verweerder] optrad. Wat [verweerder] heeft afgesproken met de deurwaarder over de kosten voor de ontruiming is in beginsel zijn zaak. Deze kosten komen zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet voor rekening van [eiser 1] c.s.
11. Dat [eiser 1] c.s. nog meer deurwaarderskosten onterecht heeft voldaan is onvoldoende komen vast te staan.
In conventie en in reconventie:
13. Bij deze uitkomst van de procedure wordt [verweerder] veroordeeld in de proceskosten van het verzet, met uitzondering van de kosten van de verzetdagvaarding, die voor risico van [eiser 1] c.s. komen.
BESLISSING
De kantonrechter:
in conventie:
verklaart het verzet gegrond en vernietigt het op 21 januari 2019 door de kantonrechter te Amsterdam gewezen vonnis onder rolnummer 7434691/CV EXPL 18-28855;
in reconventie
wijst de vorderingen toe tot een bedrag van in totaal € 1.725,63 (€ 245,13 plus € 1.480,50), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2019;
in conventie en in reconventie
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten van deze procedure, tot deze uitspraak aan de zijde van [eiser 1] c.s. begroot op € 240,00 aan salaris voor de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [verweerder] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [verweerder] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. M.R. Jöbsis, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.