ECLI:NL:RBAMS:2019:7209

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2019
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
13/703232-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf met betrekking tot psychische problematiek en naleving van bijzondere voorwaarden

Op 25 juni 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/703232-16, waarin de officier van justitie een vordering heeft ingediend tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling die eerder was opgelegd op 17 mei 2017. De veroordeelde, geboren in 1974, heeft een complexe achtergrond met ernstige psychische problematiek, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis en een eetstoornis. Tijdens de zitting heeft de veroordeelde zijn ervaringen gedeeld over de begeleiding door de reclassering en zijn strijd met zijn psychische problemen. Hij heeft aangegeven dat hij bereid is om hulp te ontvangen, maar dat de focus voor hem ligt op zijn eetstoornis.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de opgelegde bijzondere voorwaarden, maar heeft ook rekening gehouden met zijn psychische toestand. De rechtbank oordeelt dat voortzetting van de behandeling onder toezicht van de reclassering niet haalbaar lijkt, gezien de eerdere ervaringen en de onmacht van de veroordeelde om aan de voorwaarden te voldoen. In plaats van de gevraagde vervangende hechtenis, heeft de rechtbank besloten om de proeftijd met één jaar te verlengen en de eerder opgelegde bijzondere voorwaarden te laten vervallen. De algemene voorwaarden blijven echter in stand.

Deze beslissing is genomen in het belang van de veroordeelde, die blijk geeft van de noodzaak voor behandeling en ondersteuning, maar ook van de uitdagingen die hij ondervindt in zijn herstelproces. De rechtbank heeft de beslissing op 25 juni 2019 uitgesproken, waarbij de officier van justitie en de betrokken reclassering op de hoogte zijn gesteld van de uitkomst.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/703232-16
BESLISSING NA VEROORDELING
TOT VOORWAARDELIJKE STRAF
Beslissing op de vordering van de officier van justitie van 3 januari 2019, ingekomen ter griffie op 8 januari 2019, tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling die bij onherroepelijk geworden vonnis van 17 mei 2017 is opgelegd, in de strafzaak tegen:

[veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres], [plaats].
Bij voormeld vonnis is [veroordeelde] voornoemd (verder: veroordeelde) veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 (negen) maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met bevel dat een gedeelte van die straf, te weten 3 (drie) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de daarbij op 2 (twee) jaren vastgestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet heeft nageleefd de bij dat vonnis gestelde bijzondere voorwaarden, te weten dat veroordeelde:
- zich op een nader te bepalen tijdstip, na de klinische fase van de behandeling, meldt bij reclassering Inforsa aan de [adres, te plaats]. Hierna dient hij zich te blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich direct aansluitend aan het onvoorwaardelijk deel van de aan hem opgelegde gevangenisstraf laat opnemen in FPA Noord-Holland Noord, althans een soortgelijke intramurale instelling, voor de maximale duur van zes maanden, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij veroordeelde zich moet houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- zich, aansluitend op de klinische behandeling, laat behandelen bij Forensische Ambulante Zorg (FAZ) Inforsa, of soortgelijke ambulante forensische zorg, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling/behandelaar aan te geven -daaronder inbegrepen de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname voor maximaal zeven weken - waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens die instelling/behandelaar zullen worden gegeven.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt ertoe dat die niet ten uitvoer gelegde straf alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • het vonnis van 17 mei 2017;
  • een reclasseringsadvies van GGZ Fivoor Haarlem van 26 november 2018.
De rechtbank heeft op 25 juni 2019 ter openbare terechtzitting gehoord de officier van justitie, de veroordeelde alsmede R. van Gelder, reclasseringswerker.
De raadsman van veroordeelde, mr. V.Y. Ramdhm, is met voorafgaande kennisgeving daarvan niet ter terechtzitting verschenen.
Veroordeeldeheeft aangevoerd dat hij anders denkt over de begeleiding dan in het reclasseringsadvies is weergegeven. Toen veroordeelde de kliniek uit ging, voelde hij zich goed. Ondanks zijn detentie en opname, heeft hij gewoon gewerkt en is hij verhuisd. Maar sinds hij bij Fivoor kwam, ging het mis. Vanaf het begin kreeg veroordeelde het gevoel dat hij niet als mens werd gezien. Veroordeelde heeft bij Fivoor meermalen aangegeven dat hij last heeft van een eetstoornis en dat hij bewust middelen gebruikt om onder meer deze eetstoornis tegen te gaan. In het rapport staat dat veroordeelde is doorverwezen voor een behandeling voor zijn eetstoornis, maar niet dat die doorverwijzing pas zes maanden later kwam, nadat hij een klacht had ingediend, terwijl hijzelf toch degene is die het beste voelt en ziet wat er met hem aan de hand is. Ook het feit dat veroordeelde meerdere klachten heeft ingediend en aanvaringen met de reclassering had, staan niet in het rapport vermeld.
Op de – herhaalde – vragen om uit te leggen waarom veroordeelde op de in het reclasseringsadvies genoemde data niet bij de reclassering is verschenen, erkent hij dat hij in het begin niet op een afspraak is gekomen. Hij weet dat het reclasseringscontact en behandeling niet vrijblijvend was omdat hij een veroordeling had. Hij was toen echter mentaal erg in de war en weet waardoor het mis is gegaan. Veroordeelde heeft het gevoel dat hij een zelfmoordpoging heeft overleefd, maar in het politiedossier staat alleen maar dat hij gevaarlijk gedrag vertoonde. Veroordeelde heeft een borderline persoonlijkheidsstoornis en daar valt ook een angststoornis onder. Veroordeelde had paniekaanvallen en verlatingsangst en heeft dat tot in de meest heftige sensaties in zijn lichaam gevoeld. Of zijn gedrag nu een zelfmoordpoging was of dat gewoon het licht uit ging, weet hij niet. Wel heeft hij, ondanks dat hij geen steun ontving, vaak nagedacht over zijn gedrag.
Het klopt dat veroordeelde diverse malen niet op de afspraken is verschenen, maar hij moest ook zijn leven op orde krijgen. Daarvan was sprake toen hij de eerste afspraak miste. Veroordeelde had toen veel issues met zijn broer die hem het leven zuur maakte. Dat heeft de reclassering in het rapport maar gewoon weg gelaten. Dat lijstje met data waarop veroordeelde niet is verschenen, klopt, maar de oorzaken waren op dat moment ook de aanvaringen die hij met de reclassering had. Veroordeelde wil juist wel hulp, en is daarom naar een raadsman gegaan en heeft meerdere klachten ingediend bij de reclassering. Dat kan worden gezien als tegenwerking, maar veroordeelde ziet dat als signaal. Hij heeft zelfs een goede vriend meegenomen naar de reclassering. Deze begrijpt hem wel. Overigens is ook dit niet vermeld in het rapport. Veroordeelde heeft aangegeven bereid te zijn om over het delict te praten, maar pedofilie is het punt helemaal niet. Dat speelde bij een eerdere veroordeling en sindsdien speelt dit niet meer. Veroordeelde heeft wel deze gevoelens, maar heeft daar niets mee gedaan. Het is nu meer een vadergevoel geworden. Over de pedofilie wordt echter wel doorlopend gesproken, terwijl de tijd die er voor een reclasseringscontact is, maar kort is en er dan geen tijd resteert om over de andere dingen te praten. Veroordeelde gaf echter aan dat hij aan zijn eetstoornis wilde werken. Dit betreft een verslaving die al 30 jaar duurt en daar komen veel emoties bij vrij. Zijn lijf staat onder spanning over en door de eetstoornis. Hier heeft hij het meeste last van en hier wil hij dus hulp voor.
Veroordeelde erkent dat hij zijn behandelaar/toezichthouder heeft uitgescholden. Daarin is hij veel te ver gegaan, maar dit werd veroorzaakt door stress en een te grote spanning op dat moment.
Veroordeelde heeft het erg moeilijk gehad, maar wilde wel meewerken met de behandeling. Dat heeft hij in Heiloo ook gedaan. Hij is nog steeds bereid mee te werken aan behandeling. De focus daarbij ligt voor hem op een eetstoornis. Zijn lijf geeft aan dat dat belangrijk is. Als de rechtbank zegt dat ook behandeling nodig is in verband met de brandstichting of als zijn pedofiele gevoelens niet worden vertrouwd, dan is hij bereid ook mee te werken aan behandeling in dat kader, maar de focus ligt op de eetstoornis.
Veroordeelde heeft verklaard het liefst gewoon rust te willen en zichzelf te willen heroriënteren op wat hij wil en nodig heeft. Hij werkt aan zijn eigenwaarde en oriënteert zich op werk. Als de rechtbank het daar niet mee eens is, verzoekt veroordeelde de kans te krijgen om alsnog een behandeltraject in te gaan, maar dan graag een voorzichtig traject.
De deskundigeheeft gepersisteerd bij het advies. Wat er nu in dit gesprek op de zitting gebeurt, vindt ook in de behandeling plaats. Veroordeelde erkent dat hij problemen heeft en dat hij zijn zaken op orde moet krijgen, maar wil deze vervolgens zelf en op zijn manier oplossen. Veroordeelde moet naar de gemeente om werk te vinden en hulp te krijgen bij zijn schulden. Dergelijke hulp is door de reclassering ook voorgesteld, maar tevergeefs. Onlangs is een nieuw rapport opgemaakt naar aanleiding van een verdenking van stalking van zijn ex-vriendin.
Er zijn problemen tussen veroordeelde en zijn familie. Meldingen hierover komen via de politie binnen en als veroordeelde daarmee geconfronteerd wordt, erkent hij zijn gedrag, maar geeft direct aan dat zij hem veel aandoen. Het is niet mogelijk daar dieper op in te gaan, omdat veroordeelde dan over gaat op zijn eetstoornis of andere problemen, zodat over de eigenlijke problemen niet meer gesproken kan worden. Veroordeelde heeft inderdaad een vriend meegenomen als tussenpersoon, maar dan ontstaan dezelfde patronen: veroordeelde komt wel naar de afspraken, maar de essentie mag en kan niet worden besproken. Het mag niet over het verleden, heden of de delicten gaan.
Veroordeelde heeft diverse klachten ingediend, maar op de geplande klachtgesprekken is hij niet verschenen.
Vanuit de reclassering wordt geen heil gezien in voortzetting van het toezicht en behandeling. Er is een jaar geprobeerd de behandeling op te zetten en vorm te geven. Bij voortzetting wordt verwacht dat de gesprekken net zo zullen gaan als in het verleden en nu ook ter zitting. De aanvraag voor een behandeling voor zijn eetstoornis ligt bij de gemeente. Veroordeelde kan hier zelf mee aan de slag. Toezicht door de reclassering is daarvoor niet nodig.
Voor zover wordt overwogen om in plaats van de gevangenisstraf uit te zitten veroordeelde een werkstraf te laten verrichten, is aangegeven dat dit vermoedelijk niet haalbaar is, gelet op de bagage die veroordeelde bij zich draagt. Dit geldt te meer nu omzetting van drie maanden gevangenisstraf geen kleine werkstraf op zal leveren.
De officier van justitieheeft ter terechtzitting gerequireerd tot toewijzing van de vordering. Veroordeelde heeft zich niet gehouden aan de hem opgelegde bijzondere voorwaarden en gelet op hetgeen in het rapport staat en ter zitting aan de orde is gekomen, heeft een herkansing geen kans van slagen.

De beoordeling

Ter zitting is gebleken dat veroordeelde de genoemde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Bij veroordeelde lijkt sprake te zijn van ernstige psychische problematiek, die de rechtbank veel zorgen baart en die behandeling nodig maakt. De rechtbank is echter van oordeel dat, gelet op het reclasseringsadvies en de behandeling ter zitting, voortzetting van de verplichting tot behandeling in het kader van een ambulant toezicht, niet haalbaar lijkt. Toewijzing van de vordering zodat veroordeelde drie maanden gedetineerd raakt, acht de rechtbank echter evenmin wenselijk. Daarbij heeft de rechtbank ook de indruk dat mogelijk sprake is van onmacht van veroordeelde om te voldoen aan de aan hem gestelde voorwaarden.
De rechtbank zal daarom, in plaats van de vervangende hechtenis te gelasten, de proeftijd verlengen met één jaar en de eerder aan de veroordeelde opgelegde bijzondere voorwaarden laten vervallen.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis af en gelast dat de proeftijd wordt verlengd met één jaar.
De rechtbank bepaalt voorts dat de bij vonnis van 17 mei 2017 opgelegde bijzondere voorwaarden komen te vervallen. De bij vonnis van 17 mei 2017 opgelegde algemene voorwaarden, waaronder met name de voorwaarde dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, blijven in stand.
Deze beslissing is genomen door
mr. C.M. Degenaar, voorzitter,
mrs. M.E. Leijten en M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.H. Ettema, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juni 2019.
De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam brengt vorenstaande beslissing ter kennis van voornoemde persoon, alsmede ter kennis van GGZ Fivoor Haarlem.
Amsterdam,
de officier van justitie voornoemd,