ECLI:NL:RBAMS:2019:7208

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2019
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
13/684600-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot omzetting van voorwaardelijke straf in taakstraf met bijzondere voorwaarden

Op 25 juni 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/684600-16, waarin de rechtbank een beslissing heeft genomen op de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling. De veroordeelde, geboren in 1981, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden, maar heeft ook geconstateerd dat de veroordeelde openstaat voor behandeling en hulp. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen, niet toegewezen, maar in plaats daarvan een taakstraf van 240 uur opgelegd. Deze beslissing is genomen om de veroordeelde een kans te geven op rehabilitatie en om te voorkomen dat hij in contact komt met negatieve invloeden in het park. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de veroordeelde en zijn verslavingsproblematiek. De taakstraf moet binnen 12 maanden worden verricht, met de waarschuwing dat bij niet-naleving vervangende hechtenis kan worden opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/684600-16
BESLISSING NA VEROORDELING
TOT VOORWAARDELIJKE STRAF
Beslissing op de vordering van de officier van justitie van 30 maart 2019, ingekomen ter griffie op 1 april 2019, tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling die bij onherroepelijk geworden vonnis van 31 maart 2017 is opgelegd, in de strafzaak tegen:

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [plaats] .
Bij voormeld vonnis is [veroordeelde] voornoemd (verder: veroordeelde) veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 (acht) maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met bevel dat een gedeelte van die straf, te weten 4 (vier) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de daarbij op 3 (drie) jaren vastgestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet heeft nageleefd de bij dat vonnis gestelde bijzondere voorwaarden, te weten dat veroordeelde:
- zich na afloop van zijn detentie zo snel mogelijk, maar in elk geval binnen vijf werkdagen, dient te melden bij Inforsa Reclassering, op het adres [adres, te plaats] . Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- wordt verplicht om zich ambulant te laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek en emotieregulatieproblemen bij Inforsa Forensische Ambulante Zorg of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Veroordeelde wordt voorts verplicht tot een korte klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek voor de duur van maximaal zeven weken, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, tenzij de reclassering opname niet, of niet langer, noodzakelijk acht.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt ertoe dat die niet ten uitvoer gelegde straf alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • het vonnis van 31 maart 2017;
  • een reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam van 12 maart 2019.
De rechtbank heeft op 25 juni 2019 ter openbare terechtzitting gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman mr. L.Ch.M. Jurgens, advocaat te Amsterdam, alsmede D. Bloch, reclasseringswerkster.
De raadsmanheeft aangevoerd dat hij veroordeelde al lange tijd bijstaat. Veroordeelde is kwetsbaar en verslavingsgevoelig. Verzocht wordt, zoals ook veroordeelde zelf meermalen aan de raadsman heeft aangegeven, de vervangende hechtenis om te zetten in een werkstraf. Wel wordt verzocht slechts een deel om te zetten en een klein deel met een proeftijd te laten staan, zodat gedurende de werkstraf en de proeftijd kan worden bekeken hoe het met veroordeelde gaat en hij contact kan blijven houden met de reclassering.
Veroordeeldeheeft verklaard dat hij zich aan de regels heeft gehouden en op de afspraken is gekomen. Tot een behandeling is het echter niet gekomen, hoewel hij graag geholpen wil worden.
Veroordeelde heeft een vriendin en woont in haar huis, maar zou graag over eigen woonruimte willen beschikken. Overdag zit veroordeelde meestal thuis omdat hij niet meer in het park mag en wil komen. Veroordeelde zoekt dagbesteding, maar wel betaald. Via een eventuele werkplaats zou hij weer bij allemaal alcoholisten en drugsverslaafden komen, waar hij juist bij vandaan wil blijven.
Sinds veroordeelde minder drinkt, gaat het beter. In plaats van een krat per dag drinkt hij nu vijf tot tien biertjes per dag.
Tussen veroordeelde en de deskundige is wel contact, maar tussen veroordeelde en de heer Folkerts, de behandelaar, ging het niet goed. Veroordeelde heeft hem telkens proberen te bellen, maar heeft hem nooit kunnen bereiken. Voor zover door de heer Folkerts is gerapporteerd dat veroordeelde niet meewerkt, is opgemerkt dat veroordeelde hem maar één keer even bij de voordeur heeft gezien, en nadien juist geen contact meer met hem kon krijgen.
Sinds maart 2019 heeft veroordeelde ook geen contact meer gehad met de deskundige. Na het advies hoefde het voor hem niet meer, bovendien had de deskundige toen ook gezegd dat hij niet meer hoefde te komen.
Veroordeelde zit al jaren in behandeling en wil de problemen achter zich laten, wat niet lukt als hij daar telkens over moet praten. Als de rechtbank behandeling nodig acht, is hij wel bereid mee te werken omdat hij graag een tweede kans wil.
Als de vervangende hechtenis (al dan niet deels) omgezet zou kunnen worden naar een werkstraf, zou veroordeelde dat veel liever doen.
De deskundigeheeft verklaard dat de behandeling tot op heden niet tot stand is gekomen en de geboden hulp niet tot gedragsverandering heeft geleid. Behandelaars hebben sinds 2017 veel pogingen ondernomen om met veroordeelde in contact te komen en hebben hierbij ook rekening gehouden met zijn achtergrond en problematiek, maar veroordeelde wil geen hulp.
Veroordeelde zegt dat hij open staat voor hulp en de behandelaar heeft diverse manieren geprobeerd om dit tot stand te brengen, waaronder een outreachende aanpak, maar in de praktijk blijkt dat veroordeelde hulp afwijst en niet thuis was als de behandelaar thuis kwam.
Het afwijzen van hulp uit zich verder door externaliseren van wat er speelt, zaken ter discussie stellen, zich achterdochtig opstellen en zeggen dat hij niet meer wil praten over het verleden. Veroordeelde heeft weinig reflectie op zijn gedrag en heeft weinig ziekte-inzicht. Er is sprake van licht verstandelijke beperking, verslavingsproblematiek en boosheid. Hij is voor behandeling aangemeld in verband met jeugdtrauma’s, cannabisgebruik en het leren omgaan met boosheid.
Wijziging van de behandelaar zal niet de gewenste verandering bieden. Veroordeelde zal zelf in houding en gedachten open moet staan voor behandeling en vanaf de eerste dag is hij daar dubbel in geweest en is hij boos.
Veroordeelde heeft geen dagbesteding. Hij woont samen met zijn vriendin, maar heeft aangegeven een eigen woonplaats te willen hebben. Toen hem echter een woning werd aangeboden, heeft hij deze afgewezen.
In het advies van maart is aangegeven dat het contact met veroordeelde zal worden voortgezet.
Veroordeelde is nadien een paar keer uitgenodigd, maar is zonder bericht niet verschenen. Daarop is veroordeelde uitgeschreven bij de poli Inforsa. Bij zijn problematiek, kan toezicht niet zonder behandeling plaatsvinden. Voortzetting van het contact wordt dan ook niet als mogelijkheid gezien.
Overigens heeft veroordeelde wel zijn drankgebruik terug gebracht en komt hij niet meer in het park. Hij kwam ook meestal op de meldplichtafspraken. Dit is, gelet op het voorgaande, echter onvoldoende om het toezicht invulling te geven.
Veroordeelde zou gebaat zijn bij omzetting van de vervangende hechtenis in werkstraf. Dan heeft hij dagbesteding, is hij onder de mensen en komt hij ook niet in het park met bijbehorende risico’s.
De officier van justitieheeft ter terechtzitting gerequireerd tot toewijzing van de vordering, maar de tenuitvoerlegging om te zetten in een werkstraf van 240 uur. Weliswaar wordt behandeling van veroordeelde zeer wenselijk geacht, maar nu veroordeelde daartoe niet bereid lijkt te zijn dan wel daar niet voor open staat, wordt het geven van een tweede kans niet reëel geacht.

De beoordeling

Gebleken is dat de veroordeelde vóór het einde van de proeftijd genoemde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Veroordeelde heeft aangegeven zo nodig bereid te zijn om alsnog behandeling te ondergaan. De rechtbank acht dit echter, gelet op het advies en de verklaring van de deskundige, geen reële mogelijkheid. Gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank daarom termen aanwezig de gevorderde tenuitvoerlegging te gelasten. De rechtbank acht tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis voor veroordeelde thans niet wenselijk. De rechtbank zal dan ook, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf te geven, gelasten dat veroordeelde een taakstraf van 240 uur moet verrichten, zodat veroordeelde hiermee een dagbesteding heeft en weg blijft uit het park.

Beslissing

De rechtbank gelast – in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 4 (vier) maanden – een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.
De rechtbank bepaalt dat veroordeelde deze werkstraf binnen 12 maanden dient te verrichten.
Deze beslissing is genomen door
mr. C.M. Degenaar, voorzitter,
mrs. M.E. Leijten en M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.H. Ettema, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juni 2019.
De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam brengt vorenstaande beslissing ter kennis van voornoemde persoon, alsmede ter kennis van GGZ Reclassering Inforsa te Amsterdam.
Amsterdam,
de officier van justitie voornoemd,