ECLI:NL:RBAMS:2019:7203

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2019
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
WETVVS 2017-243
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling in een VI-zaak met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 januari 2019 uitspraak gedaan over de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) van de veroordeelde, geboren in 1966. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder een v.i.-advies van de Reclassering Nederland en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd door het Cour d'Appel de Cayenne. De veroordeelde had eerder een gevangenisstraf van vier jaar gekregen, waarvan twee jaar met uitstel, voor het invoeren, vervoeren en bezitten van cocaïne. De v.i. was verleend onder voorwaarden, waaronder het melden bij de reclassering en deelname aan gedragsinterventies. De officier van justitie heeft verzocht om verlenging van de proeftijd met 365 dagen, terwijl de raadsman van de veroordeelde een kortere verlenging voorstelde. De deskundige heeft aangegeven dat voortzetting van de begeleiding wenselijk is, ondanks de positieve ontwikkeling van de veroordeelde. De rechtbank oordeelde dat, gezien het recidiverisico en de recente positieve ontwikkelingen, een verlenging van de proeftijd met zes maanden noodzakelijk en proportioneel is. De rechtbank heeft de proeftijd verlengd en bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder actieve medewerking aan het verkrijgen van woonruimte en dagbesteding, en deelname aan gedragsinterventies.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
VI-zaaknummer : 99/000374-30
Parketnummers : WETVVS 2017-243
Beslissing op de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna v.i.) ex artikel 15c van het Wetboek van Strafrecht van 31 december 2018 in de zaak van
[veroordeelde](hierna: veroordeelde),
geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats] ([geboorteland]),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
De beslissing is genomen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 januari 2019.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- de beslissing van de Minister van Veiligheid en Justitie van 23 oktober 2017, waarin
de door het Cour d-Appel de Cayenne (Frans Guyana) op 13 maart 2017 aan
veroordeelde opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 730
dagen (2 jaren) is erkend;
- het v.i.-advies van de Reclassering Nederland van 19 december 2018;
  • het besluit v.i. van 23 januari 2018;
  • het uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende veroordeelde van 27 december 2018.
1.3.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Refos, van 31 december 2018 en van wat de gemachtigd raadsman van veroordeelde, mr. J. Sietsma, naar voren hebben gebracht.
1.4.
De rechtbank heeft verder L.M.F. Janssen, toezichthouder reclassering Leger des Heils, als deskundige gehoord.

2.Procesgang

2.1.
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 13 maart 2017 van het Cour d-Appel de Cayenne (Frans-Guyana) is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van vier jaren, waarvan twee jaren met uitstel, ter zake van de invoer, het vervoeren en het bezit van 1.284 gram cocaïne (opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A, B en C van de Opiumwet gegeven verbod).
Bij beslissing van 23 oktober 2017 van de Minister van Veiligheid en Justitie is het onvoorwaardelijk deel van voornoemde straf, te weten twee jaren, erkend.
2.2.
Over deze straf is aan veroordeelde per 7 februari 2018 v.i. verleend voor een periode van 244 dagen. De daadwerkelijke invrijheidstelling vond plaats op 7 februari 2018, vanaf welke datum de proeftijd van start is gegaan.
2.3.
De v.i. is verleend onder de algemene voorwaarden (i) dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd van 365 dagen niet schuldig maakt aan het plegen van een strafbaar feit, (ii) dat hij ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en (iii) dat hij medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen. Aan de v.i. zijn voorts gedurende de proeftijd van 365 dagen bijzondere voorwaarden verbonden, welke hieronder onder 2.4 zijn opgenomen.
2.4.
Aan de v.i. zijn de bijzondere voorwaarden verbonden dat de veroordeelde:
  • zich binnen 5 werkdagen na invrijheidstelling zal melden bij de Reclassering Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, [adres 2], telefoonnummer [telefoonnummer];
  • zich gedurende de proeftijd zal melden bij de reclassering, zolang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten HVO Querido, stichting Exodus, althans in een soortgelijke instelling, en dat hij zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
  • gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een leefstijltraining/training GI-GGZ korte leefstijltraining en GI-RN Cognitieve Vaardigheden. Veroordeelde dient zich daarbij te houden aan de aanwijzingen zoals deze gedurende de gedragsinterventie aan hem worden gegeven door de instelling die de gedragsinterventie verzorgt;
  • andere voorwaarden het gedrag betreffende, namelijk dat veroordeelde:
o medewerking dient te verlenen aan en een actieve inspanning dient te verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
o een open, gemotiveerde en meewerkende houding dient te tonen met betrekking tot het toezicht en de behandeling;
o openheid van zaken toont ten aanzien van zijn financiële situatie.

3.De vordering van de officier van justitie

De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt het verlengen van de proeftijd van de v.i. voor de duur van 365 dagen.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie deze vordering gehandhaafd. Daartoe heeft zij het volgende naar voren gebracht. Veroordeelde verblijft pas sinds eind november 2018 in Exodus. Het is de bedoeling dat hij een stabiel en delictvrij bestaan krijgt. Hoewel het sinds hij in Exodus verblijft, goed met hem gaat en er schuldhulpverlening is aangevraagd, is deze periode nog dermate kort, dat langere tijd nodig is om de ingeslagen weg te versterken om de gestelde doelen te bereiken.

4.Het standpunt van de raadsman van veroordeelde

Veroordeelde verblijft sinds november 2018 in een woning van Exodus. Het gaat goed met hem. Veroordeelde heeft zijn papieren gehaald om als heftruckchauffeur te kunnen werken, en heeft een baan/dagbesteding. Voor zijn financiën is bewind aangevraagd en de schuldhulp is goed op gang gekomen. In november heeft veroordeelde sleutels van zijn woning gekregen. Hij verblijft in een woning van Exodus. Om de woning op naam van veroordeelde te krijgen, dient 3 maanden voor het einde van de v.i.-datum bij de gemeente een beschikking te worden aangevraagd, waarmee het huis mogelijk op naam van veroordeelde kan worden gezet en financiën kunnen worden geregeld. Dat is in dit geval niet gebeurd. Zonder v.i.-titel kan hij niet in de woning blijven. Dat is ook de reden waarom ook veroordeelde instemt met (beperkte) verlenging van de v.i.
Verlenging van de v.i. dient noodzakelijk én proportioneel te zijn. Gelet op de ontwikkeling die veroordeelde heeft doorgemaakt en hoe het nu met hem gaat, is verlenging van de v.i. met een jaar niet proportioneel. In verband met het veiligstellen van de woning wordt daarom verzocht de v.i. met een periode van maximaal drie, vier maanden te verlengen.

5.Het standpunt van de deskundige

5.1
Ter terechtzitting heeft de deskundige het eerder ingediende advies tot verlenging van de v.i. als volgt toegelicht.
Het gaat goed met veroordeelde en hij maakt een goede ontwikkeling door, maar voortzetting van de begeleiding is wenselijk, omdat veroordeelde soms verkeerde keuzes maakt of een kort lontje heeft.
Veroordeelde verblijft in een woning van Exodus. Exodus geeft uitsluitend begeleiding en stelt uitsluitend een zogenaamde omklapwoning beschikbaar als iemand een strafrechtelijk kader heeft. Als dat kader komt te vervallen, komt niet alleen het huis, maar ook de begeleiding te vervallen.

6.Het oordeel van de rechtbank

6.1.
De rechtbank kan op grond van artikel 15c, derde lid van het Wetboek van Strafrecht op vordering van het Openbaar Ministerie eenmaal de proeftijd met ten hoogste twee jaren verlengen. Blijkens de wetsgeschiedenis kan dit wanneer en voor zo lang dat, met het oog op het recidiverisico dat van de veroordeelde uitgaat, noodzakelijk en proportioneel is.
6.2.
De rechtbank heeft geconstateerd dat veroordeelde op het goede spoor zit. Hij heeft een woning, dagbesteding en er is schuldhulpverlening en bewind voor hem geregeld. Deze stijgende lijn is echter nog maar pril. Uit de stukken blijkt namelijk ook dat veroordeelde gedurende zijn v.i.-periode heeft gerecidiveerd en niet altijd alle afspraken goed is nagekomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het recidiverisico vergt dat de v.i. nog enige tijd wordt verlengd om er voor te zorgen dat de recent ontstane stijgende lijn wordt voortgezet en veroordeelde steviger in zijn schoenen komt te staan. De rechtbank acht daarvoor verlenging van de v.i.-proeftijd voor een periode van zes maanden noodzakelijk en proportioneel. Hierbij is van belang dat veroordeelde blijk heeft gegeven mee te werken met de begeleiding.

7.Beslissing

De rechtbank:
- verlengt de proeftijd van de v.i. met een periode van zes maanden.
- legt aan de veroordeelde gedurende de resterende proeftijd de bijzondere voorwaarden op dat hij:
zich gedurende de proeftijd zal melden bij de Reclassering Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, [adres 2], telefoonnummer [telefoonnummer] en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij voornoemde reclassering, zolang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij hij zich houdt aan de aanwijzingen die hem door de reclassering worden gegeven;
gedurende de proeftijd actief deelneemt aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheidstraining Plus of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training dient te worden gevolgd. Veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen zoals deze gedurende de gedragsinterventie aan hem worden gegeven door de instelling die de gedragsinterventie verzorgt
gedurende de proeftijd deel zal nemen aan een gedragsinterventie korte leefstijltraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelen gebruik. De reclassering bepaalt welke training dient te worden gevolgd. Veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen zoals deze gedurende de gedragsinterventie aan hem worden gegeven door de instelling die de gedragsinterventie verzorgt;
gedurende de proeftijd verblijft in een UMO-woning met begeleiding van stichting Exodus of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijft duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde dient zich te houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
andere voorwaarden het gedrag betreffende, te weten dat veroordeelde:
a. zijn medewerking verleent aan en een actieve inspanning verricht voor (een traject gericht op) het verkrijgen en behouden van woonruimte en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
b. een open, gemotiveerde en meewerkende houding toont met betrekking tot het toezicht en de behandeling;
c. openheid van zaken toont ten aanzien van zijn financiële situatie.
Deze beslissing is gegeven door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. M.F. Ferdinandusse en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.H. Ettema, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 januari 2019.