ECLI:NL:RBAMS:2019:72

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 januari 2019
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
13/751913-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betwisting van identiteit en onschuldverweer

Op 4 januari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Duitse autoriteiten op 18 augustus 2016. De opgeëiste persoon, geboren in 2000, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en is momenteel gedetineerd. Tijdens de openbare zitting op 21 december 2018 heeft de opgeëiste persoon verklaard dat hij niet de persoon is die door de Duitse autoriteiten wordt gezocht, maar dat het gaat om zijn tweelingbroer, die in Canada verblijft. De verdediging heeft verzocht om een DNA- of dactyloscopisch onderzoek om de identiteit van de opgeëiste persoon vast te stellen.

De officier van justitie heeft betoogd dat de overlevering kan worden toegestaan, en dat het dactyloscopisch onderzoek heeft aangetoond dat de opgeëiste persoon degene is die door Duitsland wordt gezocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de persoon is die door de Duitse autoriteiten wordt vervolgd, en dat de leeftijd van de opgeëiste persoon geen beletsel vormt voor de overlevering. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging verworpen en geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751913-18
RK-nummer: 18/7816
Datum uitspraak: 4 januari 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 29 oktober 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 augustus 2016 door de
Public Prosecutor’s Office Berlin(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2000,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het [plaats detentie] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 december 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat te Velserbroek en door een tolk in de Arabische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat hij is:
[naam], geboren te [geboorteplaats 2] (Egypte) op [geboortedatum 2] 2003. Aldus zou hij de Egyptische nationaliteit hebben.
De opgeëiste persoon heeft betoogd dat hij niet de door de Duitse autoriteiten gezochte persoon is en dat het EAB geen betrekking op hem heeft. Hij heeft aangevoerd dat hij een tweelingbroer heeft. De broers lijken op elkaar, met dien verstande dat zijn broer een litteken op zijn slaap heeft. Bij weten van de opgeëiste persoon verblijft deze tweelingbroer in Canada. Deze broer is dan naar alle waarschijnlijkheid degene die de Duitse autoriteiten feitelijk zoeken.
2.1.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft de bewering van de opgeëiste persoon ondersteund. Ter onderbouwing heeft de raadsman gesteld dat dit EAB ook al in Zweden is behandeld. De Zweedse autoriteiten hebben de overlevering geweigerd. Voorts heeft de raadsman verwezen naar de
ID-staat van de opgeëiste persoon, waar meer aliassen – waaronder die van een vrouw – zijn opgenomen. Om die reden heeft de raadsman op 6 december 2018 per brief het Openbaar Ministerie verzocht een DNA of dactyloscopisch onderzoek te laten uitvoeren, dit ook gelet op de verklaringen van de opgeëiste persoon dat niet hij, maar zijn tweelingbroer de persoon is die door de justitiële uitvaardigende autoriteit wordt gezocht. Dit is tevens relevant voor het vaststellen van de leeftijd van de opgeëiste persoon.
2.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat de overlevering kan worden toegestaan en heeft daartoe het volgende naar voren gebracht. De rechtbank moet zich ervan vergewissen dat de opgeëiste persoon degene is die door Duitsland wordt gezocht. Gelet op het resultaat van het dactyloscopisch onderzoek is de opgeëiste persoon degene waarvan de Duitse autoriteiten de overlevering hebben verzocht. Voorts is – onder verwijzing naar artikel 10 OLW – de leeftijd van de opgeëiste persoon in onderhavige zaak geen beletsel voor overlevering. Ook indien de opgeëiste persoon op [geboortedatum 2] 2003 geboren zou zijn, had hij de leeftijd van twaalf jaar bereikt ten tijde van de strafbare feiten. Het is mogelijk dat Zweden bij het weigeren van overleveringen een andere leeftijdsgrens hanteert en de overlevering eventueel heeft geweigerd op grond van de minderjarigheid van de opgeëiste persoon, maar dat is niet relevant voor de beoordeling in Nederland.
2.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank moet beoordelen of de opgeëiste persoon degene is die de Duitse autoriteiten willen vervolgen voor de strafbare feiten die in het EAB staat omschreven. Ter beoordeling ligt niet voor of de opgeëiste persoon daadwerkelijk bij deze diefstallen betrokken is. Dit laatste is een bewijsvraag en het antwoord daarop is voorbehouden aan de Duitse rechter die inhoudelijk over de strafzaak zal oordelen en het strafdossier tot zijn beschikking heeft.
Op verzoek van de raadsman en naar aanleiding van het verhoor van de opgeëiste persoon, is een dactyloscopisch onderzoek gedaan om zijn identiteit vast te stellen.
De vingerafdrukken die op 29 januari 2015 in Duitsland zijn vastgelegd van degene die met het EAB wordt opgeëist, zijn vergeleken met de vingerafdrukken van deze op grond van het EAB in Nederland aangehouden persoon. Het vergelijkend onderzoek heeft geleid tot herkenning en identificatie van de aangeboden vingerafdrukken van een persoon geregistreerd onder biometrienummer [nummer] . Onder dit laatste nummer is de aangehouden persoon bekend. De rechtbank concludeert dan ook dat de aangehouden persoon die ter zitting is gehoord de opgeëiste persoon is van wie de overlevering door de Duitse autoriteiten wordt verzocht. De vraag of hij ook de dader van de diefstallen zal blijken te zijn, is ter beoordeling van de Duitse strafrechter.
Met betrekking tot de leeftijd van de opgeëiste persoon overweegt de rechtbank dat dit evenmin kan leiden tot weigering van de overlevering of het doen van nader onderzoek. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van de situatie als omschreven in artikel 10 OLW.
De rechtbank verwerpt het verweer.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van
  • een
  • een
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan twee naar het recht van Duitsland strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
  • diefstal;
  • diefstal door twee of meer verenigde personen.

5.Onschuldverweer: persoonsverwisseling

De opgeëiste persoon heeft – gelet op het persoonsverwisselingsverweer – verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet kunnen aantonen.
De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 310 en 311 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Public Prosecutor’s Office Berlinten behoeve van het in Duitsland tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. R.A.J. Hübel, voorzitter,
mrs. C.A. van Dijk en E.G. Fels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Wijkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 4 januari 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.