ECLI:NL:RBAMS:2019:7199

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2019
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
RK 19/1181
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen toepassing vervangende hechtenis en verzoek tot uitvoering taakstraf

Op 21 maart 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin de veroordeelde bezwaar heeft aangetekend tegen de toepassing van vervangende hechtenis. De veroordeelde, geboren in 1997 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 60 dagen zou worden opgelegd. Het Openbaar Ministerie besloot op 20 december 2018 om de vervangende hechtenis toe te passen, wat op 14 februari 2019 aan de veroordeelde werd betekend. De veroordeelde diende op 21 februari 2019 een bezwaarschrift in, waarin hij verzocht om de beslissing van het Openbaar Ministerie te wijzigen en hem de kans te geven het restant van zijn taakstraf alsnog te verrichten.

Tijdens de zitting op 21 maart 2019 heeft de rechtbank de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadvrouw gehoord. De veroordeelde heeft aangegeven bereid te zijn de taakstraf uit te voeren en heeft zijn opleiding uitgesteld om tijd te hebben voor de taakstraf. De officier van justitie heeft gevorderd het bezwaarschrift ongegrond te verklaren, omdat de veroordeelde voldoende kansen had gekregen om de taakstraf te voltooien. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, hoewel de taakstraf nog niet was afgerond, het aannemelijk was dat de veroordeelde alsnog in staat zou zijn om de taakstraf binnen de gestelde termijn te voltooien.

De rechtbank heeft het bezwaarschrift gegrond verklaard en bepaald dat de veroordeelde nog 84 uren taakstraf moet verrichten, binnen een termijn van zes maanden. Deze beslissing is genomen door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. R.A. Overbosch, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/659171-17
RK: 19/1181
Beslissing op het bezwaarschrift ex artikel 22g, derde lid van het Wetboek van Strafrecht van:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Persoonsgegevens op het adres [BRP-adres] ,
thans gedetineerd in het [detentieplaats] ,
bijgestaan door mr. L.F.M. Meles, raadvrouw te Haarlem,
hierna te noemen: de veroordeelde.

Procesgang

De meervoudige kamer in deze rechtbank heeft bij vonnis van 30 mei 2018 de veroordeelde een taakstraf van 120 uren opgelegd en bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 60 dagen zal worden toegepast. Het vonnis is onherroepelijk.
Het Openbaar Ministerie heeft op 20 december 2018 beslist dat de vervangende hechtenis wordt toegepast en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven. De kennisgeving van deze beslissing is op 14 februari 2019 aan de veroordeelde betekend.
Het bezwaarschrift is op 21 februari 2019 op de griffie van deze rechtbank ingediend.

Inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift richt zich tegen de kennisgeving door het Openbaar Ministerie en strekt ertoe dat de rechtbank de beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis wijzigt en de veroordeelde in de gelegenheid stelt het restant van zijn taakstraf alsnog te verrichten.

Beoordeling

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het hiervoor genoemde vonnis;
  • het rapport van Reclassering Nederland, ressort Amsterdam, van 4 december 2018, waarin het Openbaar Ministerie wordt geadviseerd de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen;
  • de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis;
  • het bezwaarschrift van de veroordeelde.
De rechtbank heeft op de openbare terechtzitting van 21 maart 2019 de officier van justitie en de veroordeelde en mr. L.M. Mons, advocaat te Haarlem, waarnemende de raadsvrouw van veroordeelde, gehoord.
De raadsvrouw van veroordeelde heeft – kort samengevat – het volgende aangevoerd.
Veroordeelde heeft vanaf het begin aangegeven bereid te zijn de taakstraf uit te voeren en heeft daartoe intensief contact met de reclassering onderhouden. Hij zat echter ook één dag per week op school en werkte een aantal dagen. Zijn opdrachtgever vond drie dagen werk te kort, waarop veroordeelde ten onrechte heeft besloten de taakstraf op de derde plaats te zetten. Hij wil graag de kans krijgen om deze alsnog uit te voeren en heeft daarom besloten zijn opleiding uit te stellen, zodat hij de tijd heeft om het restant van zijn taakstraf alsnog uit te voeren.
De veroordeelde heeft verklaard inmiddels 10 dagen te hebben uitgezeten, maar het resterende deel van de taakstraf graag uit te willen voeren. Door voortduring van de detentie loopt hij het risico problemen met zijn werk te krijgen. Daarnaast was hij net begonnen om zijn eigen bedrijf op te zetten. Hij heeft bevestigd dat hij de opleiding heeft uitgesteld om de taakstraf te kunnen voltooien. Hij heeft daarvoor één dag per week beschikbaar.
De officier van justitie heeft gevorderd het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. Veroordeelde heeft ruimschoots de kans gekregen om zijn werkstraf te verrichten. Bovendien is de reclassering altijd bereid om mee te denken en bestaat een week uit meer dagen dan alleen de maandag tot en met de vrijdag. Desondanks heeft dit niet tot het afronden van de taakstraf geleid en dient veroordeelde nu de vervangende hechtenis uit te zitten.
De rechtbank heeft geconstateerd dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend.
De rechtbank is op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel dat veroordeelde weliswaar de taakstraf tot op heden niet heeft afgerond, aannemelijk geworden is dat de veroordeelde alsnog de opgelegde taakstraf naar behoren zal verrichten binnen de daarvoor bepaalde termijn en hem deze allerlaatste kans moet worden geboden.
Op grond hiervan dient het bezwaarschrift gegrond te worden verklaard zodat de veroordeelde het resterende gedeelte van zijn bij voornoemd vonnis opgelegde taakstraf alsnog kan verrichten.
De rechtbank houdt daarbij rekening met de 16 uren taakstraf, die veroordeelde wel naar behoren heeft verricht en de 10 dagen die hij inmiddels als vervangende hechtenis heeft uitgezeten.

BESLISSING

De rechtbank
  • verklaart het bezwaarschrift gegrond;
  • bepaalt het aantal uren taakstraf dat nog moet worden verricht op 84 (vierentachtig);
  • bepaalt dat de taakstraf binnen 6 (zes) maanden na heden moet worden voltooid.
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. M.F. Ferdinandusse en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.H. Ettema, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 maart 2019.