4.2.Ten aanzien van het verzoek ex artikel 591a Sv.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht kan op verzoek van de gewezen verdachte op grond van artikel 591a lid 2 Sv, aan hem, uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade, die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman.
Op grond van artikel 90 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank stelt voorop dat de declaraties van de raadsman een uitgangspunt zijn, die door de rechtbank worden betrokken in haar oordeel of er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid zijn om aan verzoekster een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadslieden en zo ja, tot welk bedrag. De rechtbank slaat daarbij onder meer acht op de omvang en de complexiteit van de onderliggende strafzaak. In het geval de rechtbank de gevraagde vergoeding, gelet op alle omstandigheden, bovenmatig acht, kan dat een grond zijn om de gevraagde vergoeding te matigen dan wel af te wijzen.
De declaraties ten behoeve van rechtsbijstand door twee advocaten in de zaak tegen verzoekster bedragen € 43.143,69 (bij optelling van de rechtbank € 43.203,06), te weten:
- mr. Slewe: € 4.992,00 + 21% BTW ad € 1.048,32 = € 6.040,32
- mr. Meijers: € 30.713,00 + 21% BTW ad € 6.449,73 = € 37.162,73
De rechtbank acht de verzochte vergoeding voor de werkzaamheden van mr. Slewe billijk. Weliswaar heeft ook hij, net als mr. Meijers, het dossier bestudeerd, maar gelet op het feit dat hij verzoekster bij haar verhoor heeft bijgestaan, acht de rechtbank de daaraan besteedde uren billijk en voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van de verzochte vergoeding voor de werkzaamheden van mr. Meijers oordeelt de rechtbank als volgt.
De rechtbank acht in beginsel een maximum uurtarief van € 250,00 voor raadslieden billijk, tenzij blijkt dat sprake is van heel bijzondere omstandigheden dan wel zeer complexe, specialistische problematiek in de strafzaak. Hoewel de zaak omvangrijk was, is uit de stukken, noch uit hetgeen in raadkamer aan de orde is gekomen, gebleken dat hiervan sprake zou zijn. De rechtbank zal dan ook, voor zover de gedeclareerde posten voor vergoeding in aanmerking komen, de kosten van mr. Meijers matigen tot een bedrag van € 250,00 per uur.
Ten aanzien van de toe te wijzen posten voor de werkzaamheden van mr. Meijers oordeelt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoekster uiteraard vrij staat om zich door twee advocaten te laten bijstaan, maar acht het niet billijk om de kosten van intercollegiaal overleg tussen deze raadslieden voor rekening van de Staat te laten komen. De rechtbank zal het verzoek ten aanzien van deze posten dan ook afwijzen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de hoogte van het aantal uren dossierstudie zich niet zonder meer laat verklaren door de aard, omvang en complexiteit van de zaak, mede gezien de door de raadslieden van de medeverdachten verrichtte en gedeclareerde werkzaamheden en uren. Zo is verzoekster slechts eenmaal verhoord (waarbij zij is bijgestaan door mr. Slewe) en is de strafzaak tegen haar met een sepot geëindigd. Ook tijdens de behandeling van het verzoekschrift in raadkamer zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken op grond waarvan de billijkheid met zich brengt dat deze kosten volledig zouden moeten worden vergoed.
Daarnaast is deels sprake van ‘dubbele kosten’ ten aanzien van de bestudering van het dossier door zowel mr. Meijers als mr. Slewe.
De rechtbank acht daarom toekenning van een vergoeding voor de post ‘bestudering van het dossier’ tot een maximum van 50 uren redelijk en billijk, naar de hiervoor genoemde maatstaf van € 250,00 per uur.
Nu enkele posten in raadkamer niet nader konden worden onderbouwd of uitgelegd, zal de rechtbank het verzoek ten aanzien van deze posten afwijzen. Dit betreft de posten ‘ontwerp schriftelijke stukken’ en ‘overige werkzaamheden’, alsmede de e-mails naar mr. Slewe.
De overige posten zullen, met inachtneming van het uurtarief van € 250,00 per uur, worden toegewezen. Hieronder vallen - anders dan het standpunt van de officier van justitie - ook de kosten voor overleg met de (raadslieden van de) medeverdachten. De rechtbank acht het zeer voorstelbaar dat dergelijk overleg juist in het belang van de zaak en een efficiënte afdoening plaats heeft gevonden, zoals ook door de raadsman is aangevoerd.
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig navolgende vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadslieden. De opgegeven kosten worden gestaafd door de overgelegde urenspecificaties en declaraties.
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding toekennen.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.